Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht abeek. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht abeek. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 23 januari 2013

Abeek en/of Lossing?

Voor mijn verjaardag heb ik van de kinderen het boek:
“De Abeek; levensader van beide Limburgen” gekregen.
In dit prettig te lezen en prachtig geïllustreerd boek wordt zeer gedetailleerd het belang van de Abeek in het verleden beschreven en hoe de situatie nu is.

Het watersysteem van de Abeek is door de mens in de loop der tijd ingrijpend gewijzigd:

* Tussen 1865-1875 werd de Lossing of Emissaire gegraven om een aantal moerassige gebieden zoals Smeetshof en Stramprooierbroek te ontwateren. Deze 25 km lange kunstmatige loop mondde bij Ophoven uit in de Maas. Vanaf 1930 kon de bovenloop van de Lossing het water uit Veldhoven, Kreyel en Smeetshof kwijt in de Nederlandse Raam, een kunstmatige “gracht” dwars door het Wijffelterbroek.

* In de periode 1960-1970 zette Nederland uit economische overwegingen een volgende (naar men nu steeds meer beseft) funeste stap: Men was in die tijd de mening toegedaan dat water zo snel mogelijk moest worden afgevoerd en de beek werd (met name na sterk aandringen van Stramproyenaren die grond op Belgisch grondgebied hadden), over grote stukken gekanaliseerd en stuwen werden verwijderd. Hierdoor zakte het peil van de Abeek/Uffelse beek en besloot men ook de overbodig geworden watermolen net over de grens (Uffelse molen) op te heffen.

* Deze ingreep bracht de Belgen dan weer op ideeën: deze konden nu het water van de Lossing via de oude Abeekbedding naar de Maas in Nederland laten vloeien, in plaats van via de Belgische "kunstgreep" naar de Maas in Ophoven. De eigenlijk overbodig geworden loop van de Lossing naar Ophoven kreeg echter meteen een nieuwe bestemming: het water van de Abeek afvoeren naar Ophoven. Zo loopt het water van de Abeek dus sinds eind jaren 60 door de Lossing en het water van de Lossing door het stroomgebied van de Abeek. Dit gebeurt bij "derde kruising", de zogenaamde Zigduiker. Hierdoor raakte de Abeek feitelijk afgesneden raakte van haar natuurlijke loop.

Situatie Abeek en Lossing na 1970
Nu wordt heel anders over waterbeheer gedacht en blijkt deze omwisseling van Abeek en Lossing het grootste knelpunt voor het goed functioneren van het watersysteem te zijn. In mijn blog: "de grens is maar een streep" vertel ik meer over het belang van de Abeek (en Lossing) in met name het Stramproyerbroek.
Essentieel voor een ecologisch herstel van de Abeek is het terug laten stromen van het Abeekwater door de natuurlijke vallei. Dit kan als de "tweede kruising" (de Broekduiker) opgeheven wordt. Dan kan de ecologisch zeer waardevolle bovenloop van de Abeek opnieuw verbonden worden met de Uffelse beek, de historische benedenloop van de Abeek op Nederlands grondgebied.Dit kan enkel door een gezamenlijk beheer van Nederlandse en Belgische zijde, zodat de beek weer een beek van en voor mensen kan worden, maar ook van planten en dieren die in de beek of op de oevers ervan leven.

Bronnen:
Paul Capals e.a. De Abeek, Levensader van beide Limburgen.
Natuurpunt Meeuwen-Gruitrode & Peer: Geschiedenis Abeek.
Bij de blog over het Stramprooierbroek vind je hierover nog wat meer gegevens.

De Abeek mondt nu nog in Ophoven uit in de Maas (bij de "Spaenjerd")



zaterdag 25 januari 2014

De grens is maar een streep.

Vlakbij de Broekmolen, waar het Stramprooierbroek begint, vind je een grote granieten steen, die daar is geplaatst ter gelegenheid van de 150 jarige scheiding van de beide Limburgen. De lijn op de plaquette geeft de grens aan tussen Nederland en België. Op de plaquette staat:

“Limburg 1839 – 1889"...

"De grens alleen nog maar een streep”.


Daar is wel eens anders over gedacht!
Het Stramprooierbroek ligt, in tegenstelling van wat je verwacht, niet op Nederlands- maar op Belgisch grondgebied. Het hoort namelijk bij de gemeente Kinrooi. De grens van het huidige Nederland met België is niet door natuurlijk landschap of eenheid van taal bepaald, maar door de politiek. Nadat België zich in 1830 afgescheiden had van het Koninkrijk der Nederlanden, werd pas in 1839 in London het scheidingstraktaat tussen de Koninkrijken Nederland en België getekend en na het nodige “gekissebis” werd 4 jaar later op de conventie van Maastricht bepaald hoe de grens precies moest gaan lopen. Er werd ook besloten om grenspalen te plaatsen. De nummering was van 1 (Drielandenpunt) tot 369 (Noordzee).

Je vindt o.a. de grenspalen 159 en 160 aan de Abeek in het Stramprooierbroek.

De Lossing stroomt voor de  2e keer ónder de Abeek door  bij de Broekduiker
Het Stramprooierbroek is een natuurgebied van 144 ha. Het sluit aan op het Grootbroek, het Hasselterbroek en de Zig.
Ook bevinden zich hier Wijffelterbroek , de Luysen en Smeetshof .

Al deze gebieden maken deel uit van het grensoverschrijdend Natuurpark Kempen-Broek.
Oorspronkelijk was het Stramprooierbroek een doorstroommoeras: Een laagte waarin de Abeek uitmondde. Na 1865 werd getracht dit broekgebied droog te maken door de Abeek zuidwaarts te verleggen en ontwateringskanalen (met name Lossing en Neerbroeklossing) door het gebied te graven De Lossing is 25 kilometer lang.
Het is oorspronkelijk het afwateringskanaal tussen de Lozerbroekbeek en de Maas in Ophoven, dat tussen 1865 en 1875 "met schop en mand" is gegraven. In 1969 is de loop van de Lossing en de Abeek bij de Zig gewijzigd.

Abeek bij de brug aan de Broekmolen in Stramproy richting Broekduiker
In een netwerk van afwateringssloten moesten de Lossing en de Abeek de "broeken" droogleggen om deze klaar te maken voor de landbouw.  De Lossing werd hierbij 3 maal onder de Abeek door geleid: bij de Luysen, bij de Broekmolen en bij de Zig. Het gebied is gelukkig niet op grote schaal ontgonnen, omdat het op plaatsen te nat was en bleef. Zodoende vind je er veel wilgenstruwelen en elzenbroekbossen.

De overvloedige aanwezigheid van water maakt het Stramprooierbroek en de aanliggende natuurgebieden tot het rijkste libellengebied van de Benelux. Maar ook voor vele planten, vlinders zoals de grote weerschijnvlinder en andere dieren is het Stramprooierbroek een "hemel op aarde". Zo is de naam Wijffelterbroek  bijvoorbeeld ook niet afgeleid van wijfelen  (aan wie het broek bijvoorbeeld toebehoorde), maar van het Middelnederlandse "viveter", wat vlinder betekent.
Broekduiker, waar de Lossing onder de Abeek wordt doorgevoerd via een duiker.
In het verleden vonden omwonenden in het gebied bijna alles wat ze nodig hadden. Leem, riet en hout om huizen te bouwen, turf en hout om zich te warmen. Wat ze aan vis of vogels konden vangen, aten ze op of verkochten ze op de markt.Tot na WOII werd er nog op wilde zwijnen gejaagd. Ook manden van wilgentenen en honing brachten een cent op.
Bovendien was het “broek” een spannende plek: het werd doorkruist door smokkelpaden en door zijn ontoegankelijkheid was het tijdens WO II een ideale plek om ontsnapte krijgsgevangenen en onderduikers te verbergen. In deze omgeving is "Graven Driek" een legendarische verzetsstrijder geworden.

** Voor de geïnteresseerden is er een filmpje over de botersmokkel in de 50er en 60er jaren te zien in een uitzending van "Andere Tijden".(klik dan hier op)

Lange tijd zag men het snel afvoeren van water als de beste aanpak om wateroverlast het hoofd te kunnen bieden. Dit heeft er in de 60er-70er jaren toe geleid dat de afwatering van de Abeek en Lossing omgewisseld werd. Dat gebeurde bij de "derde kruisng", de zgn. Zigduiker. De Nieuwe Lossing werd rechtgetrokken en verdiept, waardoor versneld water af kon worden gevoerd via de Uffelse Beek en het water van de Nieuwe Abeek stroomde via de oorspronkelijke Lossing naar de Maas in Ophoven.
De nog werkende watermolens zoals Uffelse molen, Luysmolen en Clootsmolen kwamen "droog" te staan.

Door een versnelde afvoer werd de Uffelse molen buiten werking gesteld

Het gebied is in 1973 aangekocht door de Belgische natuurvereniging Limburgs Landschap vzw. Deze vereniging werd in 1971 opgericht, met als eerste doel het unieke karakter van het Stramprooierbroek en de omliggende gebieden te redden. Het werkt sinds een aantal jaren nauw samen met de Stichting Ark in Nederland.

Er wordt nu heel anders over waterbeheer gedacht: Wateroverlast in het achterliggende gebied kan voorkomen worden door het langer vast te houden bij de brongebieden en door water de ruimte te geven in de (nieuwe)natuur. Er wordt op dit moment niet of nauwelijks ingegrepen. Gevolg: spontane verjon- ging en veroudering. Natuurlijke processen bepalen het ongerepte beeld van deze echte natuurbossen.De huidige inzichten over waterbeheer worden van essentieel belang geacht voor een ecologisch herstel.

Bij het uitwerken van een ecologische visie bleek dat de gecon- stateerde knelpunten het gevolg waren van de omwisseling van Abeek en Lossing in de jaren 1960-1970. Doordat de huidige Abeek afwisselend boven en onder het maaiveld ligt, zijn natuurlijke afwatering en waterbuffering onmogelijk. Naast de knelpunten op het vlak van structuur en vismigratie zorgt de huidige “kunstmatige” situatie ook nog eens voor dure waterbeheerskosten.
De centrale doelstelling van het globaal herstelplan Abeek is, dat de natuurlijke afwatering van de Abeek weer via het oorspronkelijke natuurlijke stromingsgebied moet gaan plaatsvinden. Dat betekent dat de Abeek en de Lossing opnieuw omgewisseld moeten worden.

Dit zal dan moeten gebeuren door de "tweede kruising",  de zgn "Broekduiker", die iets verder stroomopwaarts bij de Broekmolen ligt, op te heffen. Het waterpeil van de herstelde Abeek zal stijgen en dat van de oorspronkelijke Lossing zal dalen.
Een andere (extra) mogelijkheid is het creëren van een (nood)overlaat van de herstelde Abeek naar de herstelde Lossing. Bij te grote wateroverlast kan een deel van het water dan via de gegraven Lossing naar Ophoven worden afgevoerd. Ook zou de Lossing een zijloop van de Abeek kunnen worden. De huidige loop van de Abeek naar Ophoven zou dan zelfs lokaal tijdelijk droog kunnen komen te staan.
In een ecologisch-maximalistisch scenario wordt de oorspronkelijke Abeek hersteld en verdwijnt de gegraven Lossing (huidige Abeek) zelfs volledig. Het maximalistisch scenario is op korte termijn niet realistisch.

Het Stramprooierbroek kan/moet zo weer het ruige hart worden van het grensoverschrijdende Kempen-Broek. Het opschrift op de steen: “De grens alleen nog maar een streep” past helemaal bij hun doelstelling , want natuur kent geen grenzen........


Grotere kaart weergeven

zaterdag 8 oktober 2016

Grootbroek en de Lossing

In de vernieuwde Graaf van Hornepad wandelroute spreekt de redactie van "grenzeloos wandelen door het Weerterland". Er zijn dan ook enkele Belgische natuurgebieden in opgenomen. Dat zijn Stramprooierbroek, Domeinbos Grootbroek en Smeetshof. In mijn blog “de Grens is maar een streep” schreef ik al dat de natuur in Kempen~Broek geen grenzen kent en ook de redactie heeft dat goed begrepen.

Het huidige Grootbroek is niet het Grootbroek, zoals we dat hieronder op de Ferrariskaart van 1778 zien. Het oorspronkelijke Grootbroek is nu namelijk onderverdeeld in Stramprooierbroek en Neerbroek, de Luysen en Maria hof, Hasselterbroek en Urlobroek, Zig en Goort en Domeinbos Grootbroek. Zie het kaartje hierboven.
Domeinbos Grootbroek is dus een deelgebied dat de vroegere gemeenschappelijke naam erfde.
Het Domeinbos ligt, zoals je op het kaartje kunt zien, grotendeels tussen de Abeek en Lossing.

Ferrariskaart van 1778
Ten tijde van Ferraris werd het Grootbroek gekenmerkt als een doorstroommoeras, met een delta van moerassen en vennen nabij gehuchten als Mulenbiersel, Biersel, Manenstraet en het Hasselt. Het ligt in de laagste zone van de Vlakte van Bocholt. De vlakte van Bocholt is een vrij vlak landschap dat afhelt van zuidwest (45 m. NAP) naar noordoost (35 m. NAP), met een minimum van zowat 32 m. NAP ter hoogte van het Stramprooierbroek. Een groot deel wordt op de kaart als open water aangegeven.
Aangezien de broeken voor de omliggende dorpen en gehuchten economisch van groot belang waren door hun gebruik als gemene gronden, ontstonden over de grensafbakeningen nogal eens conflicten.

De Lossing in de bedding van de rechtgetrokken en uitgediepte oude Abeek.
In het Grootbroek komt kwelwater uit het Kempens Plateau aan de oppervlakte en monden meerdere beken uit in het moeras. De Abeek is de belangrijkste. Die stroomt bij de huidige Luysen en Mariahof het gebied binnen. Door een gebrekkige natuurlijke ontwatering, was dit gebied van nature altijd al moerassig. De beek had er in feite geen vaste bedding, maar zocht zich er een weg doorheen. Plaatselijk was ze meer dan een km. breed. Op de meest oostelijke punt (de latere Zig), stroomde het water als beek verder richting Maas.

Vandermaelenkaart 1850 met ingekleurd Grootbroek
Op deze ingekleurde Vandermaelen- kaart uit ± 1850, zie je dat deze toestand niet veel gewijzigd is. Ik heb ter oriëntatie de Broekmolen er bij geplaatst. Opvallend vind ik namen van beken als Oude Beek, Nieuwe beek, Dorpsbeek, Niels Putter beek en Goisgaterbeek. De Abeek wordt Molenbeek genoemd. Op deze kaart is ook geen sprake meer van Groote Broek, maar van “Marais dit Groot Broek” (Broekbos Grootbroek). Het grootste deel van het jaar stond het gebied toen echter nog blank. Ik las ergens dat het gras soms zelfs in het water werd gemaaid en met een schuit werd afgevoerd naar een drogere plaats, waar het kon drogen.
Tot 1868 was Grootbroek alleen geschikt om te plaggen, turf te steken, hout te kappen en hier en daar wat koeien en schapen te houden. Het was voorheen het thuisdomein van de Bokkenrijders en later voor onderduikers en "pungelaars"(smokkelaars).

Beken die richting Bocholterbroek, Wijffelterbroek en Grootbroek stromen
In 1865 begonnen de eerste grote ingrepen in het stroomgebied van de Abeek. De Belgische regering wilde namelijk meer landbouwgrond, dus er moest ontgonnen worden. De verkoop van Bocholterbroek en Grootbroek aan de “Banque générale pour favoriser l'Agriculture et les Travaux Publics” vond in 1865 plaats. Als eis werd gesteld dat het in 10 jaar tijd moest worden drooggelegd voor land- en bosbouw- doeleinden. Om dit te verwezenlijken werd de Abeek rechtgetrokken en uitgediept en werden de “Emissaire” (de Lossing)) en talrijke afwateringssloten gegraven. Door het Stamprooierbroek, lopende van west naar oost, werd nog een tweede lossing gegraven. Deze z.g. Arme- of Neerbroeklossing  ("Roojerlossing") was niet meer dan een brede sloot en diende om de overlast aan water in het meest noordelijke gedeelte van het gebied af te voeren naar de echte Lossing. Op het kaartje is te zien hoeveel beken in deze gebieden uitmondden.

De Lossing gaat voor de eerste keer bij grenspaal 160 onder de Abeek door 
De Lossing  gaat voor de tweede keer onder de Abeek door bij de zgn. Broekduiker 
Voor de derde keer ging de Lossing bij de zgn. Zigduiker onder de Abeek door
Na eerst onder de Abeek (bij grenspaal 160) gevoerd te zijn, loopt de Lossing vanaf de zgn. Broekduiker over een afstand van ruim 4 km verder in de bedding van de rechtgetrokken en uitgediepte oude Abeek.

De Zuurbeek mondt uit in de verlegde en gegraven Abeek
De Abeek werd zuidwaarts in een nieuw gegraven bedding tot aan de Zig omgeleid. Daar werd de Lossing bij de zogenaamde Zigduiker voor de derde keer onder de Abeek gevoerd. In 1969 werden de waterlopen daar overigens weer verwisseld. Het water van de Lossing kon zo versneld worden afgevoerd door de oorspronkelijke bedding van de Abeek als “Nieuwe Lossing” en de Abeek stroomt sindsdien door de gegraven Lossing als “Nieuwe Abeek” naar de Maas in Ophoven. Door het graven van de Lossing en het verleggen van de Abeek, werd de waterhuishouding in het Grootbroek danig verstoord. Meer hierover kun je lezen in de blog Abeek en/of Lossing.

De diep uitgegraven Oude Lossing vanaf de Napoleonsbrug gezien
Nadat in 1930 de Raam werd gegraven voor de ontginning van het Wijffelterbroek, werd de bovenloop van de Lossing/ Emissaire hierop aangesloten. Daardoor heeft de Lossing van Raam tot Abeek niet meer de functie om af te wateren en is in feite overbodig. Op kaarten wordt dat gedeelte aangegeven als Oude Lossing.

 Het vegen van de Lossing was zwaar handwerk voor de arbeiders                   (foto eind 19e eeuw.)
De ontwikkelingen in het Grootbroek leidden tot de omvorming van moeras in (loof)bos en hooiland. De veen-bodem werd ontgonnen, wat o.a. leidde tot de vorming van 8 vijvers; de latere Luysen en Mariahof. 
Op stafkaarten van het Grootbroek omstreeks 1890, is door deze ontwikkelingen dan ook een compleet ander beeld te zien; een groot deel van het gebied is ontgonnen en de bosbestanden en perceelindeling zoals je die nu aantreft, zijn daar al voor het merendeel op te zien.

Het graven van de Lossing en de ontginning van het broek bleek een te dure aangelegenheid en leidde na die 10 jaar dan ook tot een “faling” (faillissement) van de bank. De geldschieters/aandeelhouders werden eigenaar van grote delen van het Grootbroek. Charles Wauters (met au) uit Antwerpen was “advocaat van de vereffening” . Als loon kreeg hij ook een “lappeken grond” in het broek toegewezen.
De nieuwe eigenaren van deze gronden verenigden zich in Watering het Grootbroek (opgericht bij K.B. van 6 juni 1877), met de bedoeling de gronden vooralsnog te laten renderen.

Wauters speelde een belangrijke rol in het bestuur van deze watering. Als enige eigenaar vestigde hij zich met succes op zijn gronden, die hij van moeras om wist te vormen tot landbouwgronden.
Hij bouwde er Hoeve Groot- Broek (de latere Woutershof). Het complex bestaat uit een herenhuis met erachter een semi-gesloten hoeve. De twee tegenover elkaar liggende hoofdgebouwen (die loodrecht op de straat staan) schijnen oorspronkelijk langschuren geweest te zijn.

Huidige Woutershof met rechts van de weg en bomenrij de Abeek
In 1968 is de hoeve, met daaraan aanpalend 5 ha. grond, verkocht aan het Vlaams Verbond voor Katholieke Meisjesgidsen (VVKM) en sinds 1979 is het complex in handen van  Hopper, een jeugdverblijf  van Scouts en Gidsen Vlaanderen vzw.
De grootste ontginningen vonden plaats na 1956. 70 tot 80 % van deze gebieden zijn toen op zeer korte tijd ontgonnen. Omstreeks 1970 was het gebied grondig ontwaterd, waren grote delen van het moeras verdwenen en waren vervangen door weilanden en (maïs)akkers. Het waren vooral de randen van het moeras die door de landbouw werden aangetast.

Ondanks allerlei genomen maatregelen, bleef een “goede” waterhuishouding in het Grootbroek echter problematisch. Hoewel er jarenlang tal van pogingen zijn gedaan het hele gebied toegankelijker te maken voor de landbouw, bleek dit een onmogelijke opgave en midden jaren ’70 liet de Belgische overheid dan ook eindelijk  het plan varen om heel het Grootbroek droog te leggen. Zo ontstonden uit de resterende moerassen de in het begin genoemde natuurgebieden, waaronder dus ook “Domeinbos Grootbroek”.
In de volgende blog zal ik daar wat meer over vertellen.

woensdag 16 oktober 2013

De Zig

Meteen over de Belgische grens bij Stramproy , ligt het plaatsje Molenbeersel. Deze naam kun je in 3 delen opsplitsen: Molen, omdat de plaats aan de Abeek of Molenbeek ligt, beer, is afgeleid van het Germaanse woord birnu = modder/moerasland en sel, waarmee wordt aangegeven dat het om een bewoonde plaats of nederzetting gaat.

De Abeek bij de Weertersteenweg
Hoewel dit gebied al vanaf de prehistorie is bewoond, zie je de naam Molenbeersel pas voor het eerst verschijnen in 1845, toen de buurtschappen (of gehuchten) Beersel, de Manestraat, Winkel, Kessenicher en Groot-Beersel werden samengevoegd tot één gemeente. Deze gehuchten behoorden vóór 1839 nog bij gemeenten die na de grensbepaling Nederlands werden.  Beersel en Manestraat bijvoorbeeld hoorden voorheen bij Neeritter, Groot-Beersel bij Ittervoort/ Hunsel en Winkel hoorde bij Ittervoort. Het Verdrag van Londen van 1839, ook wel bekend als het Verdrag der XXIV artikelen, betekende de definitieve internationale erkenning van de Belgische onafhankelijkheid. De grens werd opnieuw vastgesteld, wat er op neerkwam dat nagenoeg geheel Limburg (waaronder Weert en Nederweert) Nederlands werd, maar een aantal andere plaatsen en gebieden weer op Belgisch grondgebied kwamen te liggen. Zo werd o.a. het Stramproyerbroek in 1839 ook Belgisch. Hierover zijn lange tijd felle debatten gevoerd.
In 1971 zijn Molenbeersel, Kessenich en Kinrooi, samen met Ophoven herenigd tot de fusiegemeente Kinrooi.

Molenbeersel ligt in het oosten van de Vlakte van Bocholt en is gezegend met veel natuur. De beken lopen hier in oostelijke richting naar de Maas. De belangrijkste voor Molenbeersel zijn de Abeek en de Lossing. Langs deze waterlopen liggen een aantal prachtige natuurgebieden die deel uit maken van Grenspark Kempen-Broek. Dit zijn: Stramprooierbroek, Grootbroek en Hasselterbroek. Aan de rand van de dorps- kern vind je nog De Goort en De Zig.

Om al deze moerassige gebieden droog te leggen en in cultuur te brengen, werd de Abeek gekanaliseerd en is de Lossing of Emissaire gegraven. Dit alles gebeurde van 1865 tot 1875, met niets anders dan mankracht. Door het graven van de Lossing en nieuwe afwaterings- kanalen zakte het waterpeil en kon de ontginning starten.

In de jaren 50 van de vorige eeuw werd bij de Zig het 35 ha. grote vijvercomplex met viskwekerijen tussen Lossing en Abeek drooggelegd en beplant met populieren. De Lossing kruiste de Abeek drie maal:
Begin van de Nieuwe Lossing bij de eikenboom
bij de Luysen, bij de Broekduiker en bij de Zigduiker.

Dit veranderde toen de loop van de Lossing en de Abeek in 1969 bij de Zig werd gewijzigd. De beide waterlopen werden toen namelijk verwisseld, waardoor het water van de Lossing versneld kon worden afgevoerd door de oorspronkelijke bedding van de Abeek als “Nieuwe Lossing”. De Abeek stroomt sindsdien door de gegraven Lossing als “Nieuwe Abeek” naar de Maas in Ophoven. De Zigduiker werd door die ingreep overbodig.

Voor een ecologisch herstel van de Abeek is het naar de huidige inzichten, van essentieel belang het Abeekwater weer door het natuurlijke stroomgebied te laten stromen. Daarvoor hoeft de Zig- duiker niet hersteld te worden, want het kan ook, als de "tweede onderdoorgang" (de Broekduiker) opgeheven wordt.
In de blog: “Abeek of Lossing” heb ik dit al uitgelegd.

Begin van de Nieuwe Abeek, met rechts het "bruggetje" over de overbodige Zigduiker
"bruggetje" over de sinds 1969 overbodig geworden Zigduiker
De Lossing ging hier oorspronkelijk onder de Abeek door.
De naam Zig is afgeleid van zegge, een plant die voorkomt in drassige, voedselarme gebieden.
In "AantekenBoek van Jacobus Houben te Stramproij" wordt vermeld dat men in 1870 begon met de aanleg van de Lossing vanaf de "Zek" van Beersel tot in het Stramproijer broek. Een zek, zigge, zig, zigske, zegge of saar is dus een drassig, voedselarm gebied, dat is ontstaan uit een broek (hier wordt bedoeld het Grootbroek). De Zig in Molenbeersel stond in het begin van de 20e eeuw bekend als een rijk vogelgebied. Dit kwam vooral door de aangelegde visvijvers.

De Zig maakt nu deel uit van het ‘Natura 2000 netwerk’. Dat is een netwerk van beschermde natuurgebieden dat de Europese Unie heeft opgericht om de biodiversiteit (d.w.z. het geheel aan soorten en hun leefgebieden) te beschermen. Het ruim 66 ha grote gebied van de Zig wordt beheerd door Limburgs Landschap vzw. Natuurherstelprojecten in Natura 2000 gebieden krijgen van de EU een financieel duwtje in de rug door het LIFE-fonds. Het Europees subsidieprogramma LIFE+ bestaat al ruim 20 jaar.
uitzicht op de vijvers vanuit de vogelkijkhut
Natuurpunt vzw heeft dankzij dit fonds de mogelijkheid om gronden te verwerven en herstel van natuurgebieden uit te voeren. In november 1993 zijn de eerste gronden aangekocht en sinds 2004 zijn in het 35 ha. grote vijvergebied (ooit aangelegd voor viskweek) vijf van de oorspronkelijke waterpartijen hersteld. Uitgangspunt was het historisch vijvercomplex, zoals wetenschapper en bioloog Edouard van Beneden (°1846, Leuven - † 1910, Luik) het in het begin van de 20ste eeuw had beschreven.
Planten en dieren reageerden razendsnel op dit nieuwe biotoop.

Op de foto's zie je de huidige "Nieuwe Lossing" (foto 1+2) en huidige "Nieuwe Abeek" (foto 3+4).
 
De vijvers van de Zig worden deels gevoed met grondwater en deels met water uit de hoger gelegen Nieuwe Abeek. Met in- en uitlaatconstructies kan men het waterpeil in alle vijvers afzonderlijk beheren en zelfs (indien nodig) leeg laten lopen in de lager gelegen Nieuwe Lossing. Hierdoor kunnen telkens nieuwe biotopen, met elk hun eigen typische planten en vogelsoorten, ontstaan. De terugkeer van een aantal rode lijst-waterplanten noemt men zelfs spectaculair. Onder andere de kikkerbeet, een waterplant die in Vlaanderen als zeer kwetsbaar is opgenomen in de Rode Lijst. Ook voor libellen, zoals de smaragdlibel en de metaalglanslibel, is de Zig een waar paradijs.

Vanuit de nieuwe vogelkijkhut aan de rand van het gebied, zie je een deel van het vijvercomplex, maar verder is dat deel, van- wege de kwetsbaarheid, verboden terrein. De hoge rietkanten maken er een echt stilte- gebied van, maar verhinderen ook dat je veel ziet van het gebied. Een uitkijktoren zou een uitkomst zijn. Op een luchtfoto van Erwin Christis, die ik gevonden heb op de site van het RLKM (Regionaal Landschap Kempen en Maasland), krijg je enig idee hoe dat gedeelte er uit ziet. Rechts onder zie je de vogelkijkhut.

Het vijvercomplex met rietkanten, eilandjes en moeraszones is nu, samen met de omringende laagveen- moerassen, bosjes, weilanden en akkers een aantrekkelijk natuur- en wandelgebied. Via bewegwijzerde paden kun je makkelijk de mooiste plekjes van het gebied ontdekken.

dinsdag 20 november 2012

Abeek

De 53 km lange Abeek, die ontspringt op het Kempens Plateau in het Belgische Wijshagen (Meeuwen-Gruitrode) en in Ophoven in de Maas uitmondt, is één van de levensaders van het grensoverschrijdend landschap Kempen-Broek.

De geschiedenis van de beek is bepaald door geologische- natuurlijke-, maar vooral menselijke factoren. Ik denk bij dit laatste bijvoorbeeld aan de aanleg van bypasses en het opstuwen van het water voor de vele molens die er oorspronkelijk lagen, de gevolgen van de beek door de gegraven Weerter-/Bocholterbeek in de 13e eeuw, de ontwatering van moerassen, de aanleg van de Lossing en het rechttrekken (kanalisatie) om zo een snellere afvoer van water te bewerkstelligen.

De Abeek slingerde zich voorheen met een stelsel van geulen en een aantal andere beken een weg door onder andere het uitgestrekte moerasgebied de Luysen en was er plaatselijk meer dan een kilometer breed. De “Amazone in het klein” werd er dan ook tegen gezegd. De Abeek is daar voor een deel de natuurlijke grens met Nederland.

Door de aanwezigheid van de vele watermolens langs de loop van de Abeek (ooit waren het er 26), wordt de beek ook wel Molenbeek genoemd. In Stramproy (gemeente Weert) vind je in het Stramprooierbroek onder andere nog de Broekmolen. De beek is ook van groot belang voor de ontwikkelingen in het Stramprooierbroek. In mijn post: "de grens is maar een streep" vertel ik hier meer over. Ook in mijn posts over het Grootbroek,  de Luysmolen en de Clootsmolen komt de Abeek aan de orde.


Hoewel de midden- en benedenloop van de Abeek sterk door de mens is beïnvloed, behoort de beek nog altijd tot één van de betere beken.
In Molenbeersel, bij natuurgebied de Zig stroomde oorspronkelijk de gegraven Lossing via de zogenaamde Zigduiker onder de beek door naar Ophoven. In 1969 zijn daar beide waterlopen verlegd en stroomde de Lossing door de oorspronkelijke Abeek bedding naar de Maas bij Neer en de Abeek stroomde verder door de gegraven Lossing naar Ophoven. Er zijn plannen dit ongedaan te maken en de Abeek weer door het oorspronkelijke stroomgebied te laten stromen.

De waterkwaliteit, de unieke flora en fauna in de beek zijn van een hoog niveau. In de zomer krioelt het momenteel weer letterlijk van het leven in -, boven -  en langs de beek. Zo is onder andere de bever sinds enkele jaren via de Abeek spontaan naar Kempen-Broek teruggekeerd en voelt zich, naar ik gehoord heb, bijzonder goed thuis in het Stramprooierbroek en de Luysen. Ook wordt er, om er een paar te noemen, de boomkikker, de kraanvogel, verschillende salamandersoorten en de wespendief aangetroffen. Doordat de waterkwaliteit goed is en er o.a. vismigratietrappen zijn geplaatst, zijn er weer talloze (zeldzame) vissoorten zoals de serpeling en kwabaal aangetroffen.

dinsdag 11 oktober 2016

Domeinbos Grootbroek

In de vorige blog vertelde ik dat Domeinbos Grootbroek niet verward moet worden met het oorspronkelijke Grootbroek. Het heeft slechts de naam "geërfd" en is een deelgebied van het vroegere en veel grotere Grootbroek. Het ligt, zoals je op het kaartje kunt zien, grotendeels tussen de Abeek en de Lossing.

In 1976 werden door Agentschap Natuur & Bos (de toenmalige “Dienst Waters en Bossen”) de percelen van het huidige Domeinbos aangekocht. In het gebied ten noorden van de Lossing werden al sinds 1972 percelen door Limburgs Landschap vzw gekocht en samen met vzw Natuurpunt (voormalige Wielewaal) beheerd.
Bij de aankoop bestond het gebied vooral uit fijnspar, dennen en populier en oudere gemengde loofbossen van zomer- en Amerikaanse eik, zwarte els en berk. De meeste bossen die na de drooglegging zijn geplant, zijn er nu nog steeds.
Voor de gewenste natuurontwikkeling zou het waterpeil eigenlijk verhoogd moeten worden, maar dat is helaas (nog) niet mogelijk. Een graszodenbedrijf heeft namelijk veel grond in bezit tussen de Lossing en de Abeek, zodat men steeds rekening moet houden met de waterstand. De eigenaar is niet genegen de grond te verkopen, zodat het waterpeil van de beken en het grondwater dus niet zo maar opgestuwd mag worden. Gevolg is dat het peil dan ook veel te laag is en de moerassige gebieden en elzenbroekbossen steeds verder verdrogen in plaats van te vernatten.
Vooral ten noorden van de Lossing, in de wat nattere gebieden, zie je echter ook hoe zomereiken/berkenbosjes, wilgen en elzenbroekbos zich ontwikkelen.
Een deel van de oorspronkelijke oude Abeek is hersteld.
De nog bestaande oorspronkelijke en meanderende loop van de Abeek in het oostelijke deel, die parallel loopt aan de Lossing, heeft men over een afstand van 1,5 km. in 2009 weer terug in gebruik genomen.

Nulbeheer en natuurlijke verjonging in Bosreservaat grootbroek
Sinds 1995 bouwt de Vlaamse Overheid een netwerk van bosreservaten op. Inmiddels beslaan die een oppervlakte van totaal ruim 3000 ha. Een bosreservaat is een bos, waar natuurlijke processen volop de kans krijgen zich te ontwikkelen.

Het merendeel van de bossen in het Grootbroek is sinds 1998 erkend als Bosreservaat Grootbroek Ook percelen ten zuiden van de Abeek; Hasselterboek, Urlobroek, Sint -Maartensheide en percelen tussen Abeek en Mariahof horen daar bij. Van de totale oppervlakte van 226 ha. maakt 136 ha. van het Domeinbos deel uit van “Bosreservaat Grootbroek”

Bosreservaten hebben een groot ecologisch beklang: zij vormen belangrijke locaties voor het behoud van zeldzame bostypes, processen en soorten. In een Bosreservaat wordt de groei en ontwikkeling van het bos en aangekochte landbouwpercelen vrijgelaten (“nulbeheer” en natuurlijke verjonging) m.u.v. exotenbeheer.
Er wordt gestreefd naar het behoud of de totstandbrenging van typische inheemse bosplantengemeenschappen. Dat betekent dus dat makkelijk verjongende exoten als Douglasspar, Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers, Robinia, Noorse esdoorn en de opslag van Fijnspar bestreden worden. Verder laat men echter de natuur zijn gang gaan; er wordt niets opgeruimd, niet meer gekapt of geplant en bomen mogen verouderen en afsterven, zodat er ruimte ontstaat voor nieuwe bomen en struiken. Eigenlijk zoals dat ook in een oerbos gebeurt...
Het Domeinbos is niet echt spectaculair, maar is wel heel geschikt voor een ontspannen wandeling. Je hebt geen laarzen nodig, want de paden die om en door het gebied lopen zijn goed begaanbaar. Je kunt om het gebied lopen door de Abeek vanaf Woutershof (zie vorige blog) te volgen tot aan de Broekduiker. Je kunt eventueel ook doorlopen tot de ca. 500 m. verder gelegen Broekmolen in het St(r)amprooierbroek.
Vanaf de Broekduiker kun je langs de Lossing terug wandelen naar het startpunt. Ergens halverwege vind je een stuw die het waterpeil dusdanig hoog moet houden dat het gebied niet verder verdroogt.
Aan de kleur van het water is te zien, dat we hier vooral te maken hebben met kwelwater. 
Kwel ontstaat door een ondergrondse waterstroom van een hoger gelegen gebied naar een lager gelegen gebied. In dit geval is dat hoger gelegen gebied het Kempisch Plateau. Vooral diepe kwel- stromen die soms al eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn zuurstof- en voedselarm en vaak kalk- en ijzerhoudend. Zodra het zuurstofarme, ijzerhoudende kwelwater aan de oppervlakte komt en zuurstof uit de lucht opneemt, zal het opgeloste ijzer oxideren tot onoplosbare ijzeroxiden. Dit zorgt voor roestbruin water, wat overigens niets met de waterkwaliteit heeft te maken. Die is hier namelijk goed.
Schuitenbosbrug
Als je de Van Hornepad route volgt, kom je na de Lossing overgestoken te hebben bij de Schuitenbosbrug in het Schuitenbos. Hoewel na de drooglegging vroeger de meeste delen toegankelijk waren, waren er toch nog genoeg plekken, die alleen te bereiken waren met platboomd schuitjes. Boeren en turfstekers meerden ’s middags bij het Schuitenbos aan, om op de droge zandrug (een horst) wat te eten en te rusten. Of zoals de mensen hier zeiden: "om te unjere".... Unjere is het lokale dialectwoord voor een kort middagdutje doen.
De in verval geraakte Unjerhorst
Via een pad kom je bij een klein kapelletje ("Unjerhorstkapelke") en een langgevelboerderij, met de toepasselijke naam “Unjerhorst”. Deze boerderij is in 1885 gebouwd door Charles-Rafaël Moreau de Bellaing van Rotem. Dat was een van de aandeelhouders, die net zoals Charles Wauters, gronden in het Grootbroek kreeg toen de Bank failliet ging. De boerderij werd gebouwd voor de boswachters met hun gezin, die de jacht moesten controleren en er op moesten letten dat er in zijn bossen niet gestroopt werd. 
Sinds 1962 woont er niemand meer. Helaas wordt de boerderij slecht (niet!) onderhouden en verkeert alles in een erbarmelijke staat. Waarschijnlijk kan men er geen bestemming voor vinden.
Unjerhorstkapelke

Ooit stond hier de Unjerhorst. De langgestrekte hoeve stond nog in februari 2018 aangeduid als 
"bouwkundig erfgoed"!!!! Hoe gek kan het lopen..........

**  UPDATE: De vervallen boerderij is in 2019/2020 afgebroken. Helaas weer een karakteristiek stukje geschiedenis van het Grootbroek verdwenen. Jammer toch............

Blogarchief