Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Laurabossen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Laurabossen. Alle posts tonen

zondag 17 september 2023

Laurabossen

Al heel wat jaren zijn Ark en Natuurmonumenten bezig met natuurherstel in onze omgeving. Zo is men de laatste tijd vooral bezig om een goede hydrologie te creëren. Dit jaar (2023) heeft men o..a.  Laagbroek en Roukespeel (de Krang in Swartbroek) onder handen genomen en aan de grens tussen Altweerterheide en Bocholt is de Raam omgeleid en de Vetpeel heringericht.  De Raam en Vetpeellossing zorgen voor de afvoer van water van de Lossing/Emissaire, de Kettingdijk en het Wijffelterbroek naar de Tungelrooyse beek. Nu  zijn Wijffelterbroek en Kettingdijk weer zoveel als mogelijk was, teruggebracht zoals het ooit geweest moet zijn, namelijk één groot nat gebied met schoon gebiedseigen (regen)water en een gebied waar het water zo lang mogelijk wordt vastgehouden. 
Plattegrond Laurabossen
Heel anders is het in de ruim 300 ha. grote Laurabossen. Sinds 1998 zijn die in erfpacht bij Natuurmonumenten.  Het gebied vormt een bijzonder contrast met de nattere delen van Kempen~Broek, waar het deel van uitmaakt. Het ligt tussen de natte natuurgebieden Kruispeel en Kettingdijk/Wijffelterbroek en het is er vooral droog........
Hoogtekaart Laurabossen en omgeving
De drooggelegen Laurabossen zijn een typisch kenmerk van het Weerter landschap; moerassige, laaggelegen gebieden worden doorsneden met verhoogde zandruggen en stuifduinen. Het zijn zandafzettingen uit de ijstijd. Zo kennen we o.a. ook de Weerter- en Budeler bergen, de Boshover- en Loozerheide en de Tungelroyse Wallen. 

Het is al 10 jaar geleden dat ik een post plaatste, waarin ik schreef over de Laurabossen. Toen was Natuurmonumenten mondjesmaat bezig met werkzaamheden, maar toen schreef ik al dat het hoog tijd werd  dat wat meer gedaan moest worden aan die eentonige saaie dennenbossen en dat er meer variatie moest komen.  Het heeft nog een aantal jaren geduurd, maar de afgelopen 5 jaar heeft Natuurmonumenten  het beheer gelukkig grootschaliger aangepakt. 

De bosbeheermaatregelen strekten zich, verdeeld over 6 jaar, uit over een oppervlakte van 235 ha. en bestonden uit: groepsgewijs kappen van bomen, dunning van  percelen, creëren van dood hout, kappen  en verwijderen van invasieve exoten, aanplanten van loofbomen en struiken.

Om de grondwaterstand enigszins te herstellen en verdere verdroging van het gebied een halt toe te roepen, zijn al eerder enkele oude vennen, die nagenoeg dichtgegroeid waren, hersteld, zijn nieuwe poeltjes gegraven  en zijn afvoersloten afgesloten of gedempt.
Ook is de diep uitgegraven 1e zijtak van de Vetpeellossing tussen de schietbaan en bossen  dit jaar gedempt omdat deze veel water afvoerde. Zo gaat men het water in het gebied zelf vasthouden. 
Militair oefenterrein Kruispeel/Achterbroek is eigendom van defensie en valt daardoor ook buiten de bosbeheermaatregelen van Natuurmonumenten. Hoewel er wel wordt samengewerkt (bijvoorbeeld wat betreft de begrazing), is dat de verantwoording van Defensie.

De vennetjes/poelen kunnen droogvallen, maar dat is op zich geen probleem. Het periodiek droogvallen van vennen kan namelijk ook positieve gevolgen hebben. Vennen worden gevoed door regenwater en lokaal grondwater. Ze zijn daarom arm aan fosfaat, stikstof en koolstof en zwak gebufferd tot zuur. 
In deze vennetjes wordt ophoping van slib en voedingsstoffen van nature voorkomen door periodieke, gedeeltelijke droogval. Deze droogval is een bestaansvoorwaarde voor veel venplanten en door mineralisatie van de sliblaag krijgen bijzondere planten nieuwe kansen.

Je vindt er vooral de Grove den, maar ook de Corsicaanse den en Douglasspar. Met de aanplant is rond 1900 begonnen door exploitanten van de Lauramijnen in Eygelshoven (gemeente Kerkrade). De stammen van de naaldbomen werden gebruikt om de mijngangen te stutten. Deze houtsoort was namelijk ideaal, omdat ze een krakend geluid maakte bij te grote druk (dreiging van instorten van de gangen) en voor mijnwerkers was het dus een waarschuwing om zich snel uit de voeten te maken. 

Het gekapte hout moest zo efficiënt en snel mogelijk worden afgevoerd naar de mijnen. Daarom zijn de bomen destijds in hele rechte blokken aangeplant en is het bos doorsneden met kaarsrechte paden. De laatst aangelegde percelen dateren van 1962. Voordat deze bomen in de Laurabossen groot genoeg waren, werden de mijnen echter gesloten. De Lauramijn sloot namelijk al in 1964. 
De percelen zorgen  voor een eentonig bosgebied, met weinig variatie en weinig ondergroei. Je ziet er nu nog voornamelijk pijpenstrootje en bochtige smele. Naaldbomen zijn jaarrond groen en onttrekken op die manier ook veel water uit het bos en de verterende naalden op de bosbodem verzuren ook de grond. Nu is dat hout dus niet meer nodig en is men eindelijk iets gaan doen aan de strak aangelegde percelen en paden.
Daarom worden op meerdere plaatsen bomen weggehaald en worden inheemse loofbomen terug geplant. Deze soorten kunnen ook beter neerslag vasthouden, wat goed is voor de grondwaterstand. Dan moet je vooral denken aan zomer- en wintereik, beuken en berken, maar ook winterlinde, hazelaar, meidoorn, gewone esdoorn, boswilg, ratelpopulier en zoete kers tref je er aan. 
Dit soort bossen zijn ook prettiger en koeler om te recreëren dan een eentonig saai dennenbos. 
Kap- en snoeihout heeft men nagenoeg helemaal laten liggen. Hier en daar werden er ook zogenaamde “broedhopen” (houtstapels) mee gemaakt die dienen als (winter)schuilplaats voor holtedieren, insecten, amfibieën en kleine zoogdieren, zoals bijvoorbeeld de egel. Op deze foto's zie je nog de oude afwateringsslootjes. Het gebied moet dus oorspronkelijk natter zijn geweest.
Van de dode takken werden ook zogenaamde "exclosures" (kringen) gemaakt, om de net aangeplante jonge inheemse loofboompjes tegen vooral reeën en zwijnen, maar ook andere dieren zoals de grote grazers te beschermen. Zij kunnen er dan namelijk minder makkelijk bij komen. 
Over de hele oppervlakte van de Laurabossen zijn de afgelopen jaren geen complete percelen omgekapt, maar is men groepsgewijs te werk gegaan. Er wordt namelijk naar gestreefd de Laurabossen natuurlijker te krijgen, door hier en daar open plekken met een diameter van ca. 30 tot 40 meter te creëren, met een grotere variatie aan bomen en met meer ondergroei. Op deze open plekken zijn struiken en bomen aangeplant en groeien soorten op die verschillende hoogtes gaan bereiken. 
In de periode 2018-2023 ging het om bijna 40.000 nieuwe bomen en planten........
Ook zijn meerdere percelen gedund, zodat het licht gemakkelijker de bodem kan bereiken en de kruidige gewassen ook een kans krijgen om tot ontwikkeling te komen. De komende decennia gaat zich zo langzaam nieuw loofbos ontwikkelen. 
Door meer open plekken, de geleidelijke overgangen, meer licht en variatie gaan veel dieren ongetwijfeld profiteren. Grote grazers als Exmoorpony’s (sinds 2019) en Schotse Hooglanders (in 2021 uitgebreid) zorgen voor meer afwisseling in het bos en dat het gebied meer open blijft. 
Door het opener landschap krijgen andere soorten kansen. Om voor de biodiversiteit waardevol dood hout in het bos te creëren, zijn exoten als Robinia, Douglas en Japanse lariks bomen omgetrokken en omgezaagd en heeft men de dikkere bomen (> 30 cm) laten liggen. 
Op locaties waar Amerikaanse eiken staan zijn er een aantal geringd (het rondom de stam afschillen van een strook bast, inclusief cambium). Het zijn snelgroeiende bomen die het bos kleur geven in de herfst. Maar er kleeft ook een nadeel aan deze bomen; de kroon is dicht en breed, waardoor er vrijwel geen licht op de grond valt. Zo krijgen andere soorten bomen, struiken en kruidige gewassen, zoals je op de foto kunt zien, weinig kans. Kortom: het is slecht voor de biodiversiteit. Dit betekent dat er uiteindelijk minder insecten en daarmee minder vogels in het bos gaan voorkomen. 
Door de Amerikaanse eiken te ringen wordt de sapstroom gestopt en zullen deze langzaam afsterven. De stam blijft wel gewoon in het bos staan, maar de eik kan zich in elk geval niet meer voortplanten. De dode stam is weer een thuis voor insecten, spechten en andere vogels. Per hectare worden 10 bomen dikker dan 30 centimeter geringd of, als er al een aantal aanwezig zijn, aangevuld tot 10 bomen per hectare. Daarmee is men al jaren geleden begonnen. 
 Omdat men besloten heeft om niet rigoreus te werk te gaan, maar heeft gekozen voor geleidelijkheid, vallen de veranderingen amper op. Wil je meer weten over de 8 soorten maatregelen die Natuurmonumenten de afgelopen jaren heeft genomen, dan kun je het beste het "Maatregelenplan-Laurabossen-werkplan-bosbeheer-2018-2024" lezen. Dit is een pdf-bestand waarin de te nemen maatregelen verder uitgewerkt staan. 
Men wil de natuur zoveel mogelijk haar vrije gang laten gaan, wat straks ongetwijfeld unieke natuurwaarden oplevert én de recreatieve waarden van het bos vergroot. Het is dus niet de bedoeling er een park van te maken, maar een meer gevarieerd en kleurrijk bos te creëren dat voor de wandelaar een speelser beeld geeft. Het begin is gemaakt, maar voor het zover is, zullen er nog wel wat jaartjes voorbijgaan.
De Laurabossen is toegankelijk voor iedereen en is/wordt geschikt gemaakt voor wandel-, fiets-, ruiter- en ATB-routes over de talloze paadjes. Er is een slingerende bosrand ontstaan en aan de rand van de bossen is al een aantal jaren geleden vanaf de Lozerweg aan de Zuid-Willemsvaart tot aan de Bocholterweg een mooi verhard fietspad aangelegd, dat aansluit op het veel gebruikte fietsknooppunten netwerk.

maandag 11 maart 2013

Militair oefenterrein Kruispeel/Achterbroek


Wat een verschil vandaag met het weer van vorige week. De uitdrukking "Maart roert zijn staart" komt helemaal tot zijn recht; vandaag is het hier in Weert -2°C, er is een gure NNO wind met veel bewolking en er valt af en toe sneeuw. De vooruitzichten zijn deze week niet veel beter.
Geen weer dus om er op uit te gaan. Dat was vorige week wel anders tijdens een wandeling op het militair oefenterrein bij de Laurabossen, met een lekker zonnetje en een temperatuur van liefst +15°C.........

Het mil. oefenterrein, Kruispeel/Achterbroek genaamd, ligt aan de Vetpeelweg ( ten oosten van de Laurabossen in Weert). Het vrij toegankelijke gebied is een, duidelijk zichtbare, hoger gelegen, droge "zandkop" en was oorspronkelijk een groot open heide/zandgebied.

Heideterreinen moeten worden begraasd, geplagd en gemaaid om vergrassing en dichtgroeien met bomen en struiken tegen te gaan. Om heide in stand te kunnen houden is dus beheer  noodzakelijk, maar omdat daar geen sprake van is geweest, is er veel verdwenen en is het nog maar een fractie in vergelijking met ongeveer 150 jaar geleden. De grootste afname van de totale oppervlakte aan heide vond plaats in de crisistijd na 1930, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog, toen de heide grootschalig werd ontgonnen voor landbouwgrond en bos.

Van het gedeelte dat Defensie in bezit heeft, wordt (werd?) het zuidelijke deel gebruikt als handgranaat- baan en het noordelijke deel is voorbehouden voor bivak en kleine militaire oefeningen.

Om het oefenterrein en de paden toegankelijk te houden, heeft Defensie steeds het gebied open gehouden en ontwatert. Hier en daar is dan ook te zien dat het hele gebied is doorsneden met slootjes, hoewel die vaak, vanwege de overdadige begroeiing, niet meer te zien zijn.

De eerste zijtak Vetpeellossing, een diepe ontwateringssloot langs de schietbaan richting Vetpeel, zorgt voor de afvoer van het water naar de Vetpeellossing, die vervolgens uitmondt in de Raam. De sterke verdroging in het gebied leidt tot vergrassing en is tevens een bedreiging in het voortbestaan van diverse dier- en plantensoorten.  Om de waterhuishouding in het gebied enigszins op peil te houden, moet deze sloot eigenlijk gedempt worden.

Er is door defensie geen natuurbeheer ge- voerd en het gevolg is dat het pijpenstrootje steeds meer is gaan domineren en de heide op heel veel plaatsen is verdwenen. Er wordt nu nog maar sporadisch gebruik van het oefenterrein gemaakt en je ziet momenteel ook steeds meer dennen verschijnen.

Herstel is alleen mogelijk als nog kiem- krachtig zaad aanwezig is, of als dat van elders aangevoerd wordt. Door middel van kleinschalig plaggen wordt de heidegroei weer gestimuleerd en in stand gehouden.
Dit is goed te zien op een aantal plaatsen.

Grootschalig plaggen levert misschien meer heide op, maar dit is vanuit het oogpunt van toename van de biodiversiteit ook weer niet altijd gunstig. Een groot deel van de oorspronkelijke gevarieerde structuur gaat daarmee namelijk verloren, wat ook verlies van bijzondere plant- en diersoorten met zich mee kan brengen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de onlangs gesignaleer- de blauwe kiekendief (een wintergast), die ik hier zag vliegen. Die brengt namelijk de nacht door op de begane grond en vooral een biotoop met veel pijpenstrootje, waar hij zich goed kan verschuilen, is een van zijn favoriete slaapplekken. Het zou toch jammer zijn als zo'n mooi dier weg zou blijven vanwege grootschalig plaggen.

wilde gagel
In totaal is er 270 hectare omrasterd en Natuurmonumenten werkt, samen met het Ministerie van Defensie, door het inzetten van hooglanders, ook aan een begrazingsproject, om zo de groei van het pijpenstrootje binnen de perken te houden en het heidegebied beetje bij beetje terug te krijgen. Je ziet hier en daar op de wat nattere plaatsen ook weer de wilde gagel verschijnen. Gagel voelt zich thuis in een omgeving die in de zomer droog is, maar heeft wel graag  "natte voeten"  in de winter. De soort, die in april/mei bloeit, staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend, maar is sterk in aantal afgenomen.

Het is een gebied met "potentie". Zoveel is wel duidelijk. Nu het doek definitief gevallen is voor de Koninklijke Militaire School in Weert, vraag ik me af hoe het verder zal gaan met de ontwikkelingskansen en - mogelijkheden van de heide.
Om een heideverbinding door het Kempen~Broek te creëren, zal er in de Laurabossen sowieso gekapt moeten worden. Te denken valt aan een strook ten noorden van het oefenterrein, als verbinding naar de Boshover- en Loozerheide en een strook ten zuidwesten tot aan het nattere gedeelte van de Kettingdijk.


Grotere kaart weergeven

vrijdag 8 maart 2013

Driehoornmestkever

Gisteren tijdens een wandeling op het voor iedereen toegankelijke militair oefenterrein "Kruispeel/Achterbroek" (bij de Laurabossen in Weert), zag ik opvallend veel hoopjes zand, met gaatjes van een paar cm. De grootte van dergelijk hoopjes wisselde, maar was gemiddeld zo’n 10 cm in doorsnee.




















Interessant om eens na te gaan, waar we hier mee te maken hadden. Het viel mij op dat er steeds konijnenkeutels in de onmiddellijke nabijheid lagen. Het was me toen snel duidelijk; dit waren holletjes van mestkevers. Niet veel later zag ik inderdaad verschillende exemplaren in de omgeving van zo’n holletje. Aan de hoorntjes kon ik zien wat het was, namelijk de driehoornmestkever. (Typhoeus typhoeus).


De driehoornmestkever, of drietand, is een zwarte, glanzende kever waarvan de dekvleugels diepe ribben hebben. De kever is herkenbaar aan de drie horentjes op zijn halsschild, twee grote en een kleintje in het midden. Vandaar de naam. Vrouwtjes hebben kleinere uitsteeksels.


Deze kever, met een lengte van 12-20 mm. is een typische heidebewoner; de dieren kiezen uitsluitend open, zandige terreinen en met dennen en pijpenstrootje begroeide heidevelden. Opvallend kenmerk is dat ze plaatsen opzoeken waar konijnen- of schapenkeutels in de onmiddellijke nabijheid liggen.
Ze zijn actief van september tot en met maart, dus ook in de winter. Je krijgt ze niet zo gauw te zien, maar op een mooie winterdag, of (zoals nu) in het vroege voorjaar, kun je ze zeker tegenkomen. Het was gisteren toch al gauw 15 graden. Warm voor de tijd van het jaar dus!


De mestkevers brengen veel zand vanuit de diepte naar boven, waardoor de heuveltjes ontstaan. De kleurverschillen van de hoopjes komen door de verschil- lende bodemlagen waarvan het zand naar boven wordt gebracht.

Het vrouwtje graaft een gang van anderhalve meter diep, met nog enkele zijgangen, waar aan het eind in een kleine holte het eitje wordt gelegd. Daarop wordt dan 1-2 cm zand aangebracht. Het mannetje voert de keutels aan en deponeert die in de gang. Het wijfje verkruimelt de keutels ondergronds. Hierna wordt de “broedkamer” met mest gevuld. Het eitje ligt dus uiteindelijk buiten de broedkamer. De uitkomende larven moeten dan ook zelf op zoek naar hun voedsel. Om in de met mest gevulde broedkamer te geraken moeten ze eerst door de 1-2 cm zandlaag. De larven die uit de eitjes komen, leven van de mestvoorraad, die op deze diepte vochtig blijft.
De kevers spelen op deze manier een belangrijke rol in de natuurhuishouding. Samen met andere opruimers van menselijke- en dierlijke uitwerpselen, zetten zij de afvalstoffen snel om en bewerken ze deze weer tot bodemverrijkende humus.

De kevers zelf dienen weer als voedsel voor vogels zoals de boomvalk en uilen, maar ook voor vossen en boommarters. Vooral in de voorzomer vind je nogal eens dode mannetjes.

Een vraag blijft over: waar blijven de vrouwelijke kevers?
Zijn ze na het leggen van het laatste ei in de zelf gegraven gang achtergebleven?

donderdag 7 maart 2013

Laurabossen

Van een van oorsprong 300 ha groot heideontginningsgebied, vroeger “het Mèrling” en "Meerlik" genoemd, is een groot deel nu bosgebied. Mèrling is afgeleid van het latijnse "Merula", het Duitse woord "Schmerl" (in oud-Hoogduits Smirle) en het Middelnederlands "sme(e)rle" of smarel. Dit zijn oude benamingen voor Merlijn of Smelleken, een kleine valkensoort die het liefst jaagt in open terrein, zoals heidevelden. Waarschijnlijk dat dit vogeltje het gebied die naam gegeven heeft! In het gebied werd ooit waarschijnlijk met deze valkjes gejaagd, of ze kwamen daar in het wild voor.
De variant "de Meerling" is dan ook een verbastering zonder veel kennis van zaken, want een "maerling" of "smaerling" (Weerter dialect voor merel), is een bosvogel die zich  zelden in het open heidelandschap laat zien.

In "Alt-Weert of Aovert" (een artikel in De Nedermaas 4), schrijft Willem Lenaers (1897-1982, Stramproy) in 1927 : "Altweert bestaat nog uit een aanzienlijk gedeelte bosch en hei. De heide van het "Mèrling" was 20, 25 jaar geleden voor vele imkers schier onmisbaar. Van verre, uit Belgisch Limburg voerden ze, 's nachts of in de vroegte, hun bijenvolken bij karvrachten aan. Zulks gebeurt nu niet meer. Deskundigen beweerden indertijd dat de heide van het Mèrling heel weinig honing meer bevat sinds de zinkwitfabrieken van Budel-Dorplein dag aan dag hun smook over de omgeving spuwen!"

Soms worden de oorspronkelijke woorden na verloop van tijd verbasterd, doordat men er andere woorden in herkent - dit wordt wel volksetymologie genoemd. Dit is hier naar mijn mening dus ook gebeurd. Men sprak oorspronkelijk van het Mèrling en niét van de Mèrling.  't Mèrling werd later verbasterd tot de Meerling. De "Meerlingweg", ten zuidwesten van het militair oefenterrein, herinnert trouwens nog aan dit verleden.

In  "Men moet straten uit stegen kennen" , het verklarend straatnamenboek van de gemeente Weert, uitgave Veldeke 2001, staat bij de (verbasterde naam)  "Meerlingweg"  dat bij oudere toponiemen de uitgang  - ing (Weerts - înk) zoals in Meerling  een wat laatdunkende aanduiding voor een "onbruikbaar gebied"  was. Ook daar is wel wat voor te zeggen, want het sluit goed aan op de betekenis van Legerweg .

Wat voor soort gebied het Mèrling (de latere Laurabossen dus) moet zijn geweest, kun je o.a. ook opmaken uit de daar nog steeds gelegen “Verlorenweg”. Verloren in de toponymische betekenis van: afgelegen, waardeloos gebied.  Ook de "Drekhoop" (gelegen aan de huidige Vetpeelweg en ooit eigendom van de Sauvage van o.a. Ceresa), was een gebied, dat veel zegt over hoe het daar toen was.

Achter het Mèrling, aan de grens met Lozen, lag de "Weerter Kempen" , met in het laagste deel een 10-tal vennen en vennetjes zoals Zwart water, Lang ven, Papeven en Keekven. Deze zijn begin 20e eeuw bij de ontginning van het gebied dichtgegooid.

Nu is het gebied waar Willem Lenaers het over heeft niet meer bekend als een heidegebied, maar als de "Laurabossen". Het vormt een bijzonder contrast met de omringende nattere delen van Kempen~Broek waar het deel van uitmaakt. Het ligt tussen de Kruispeel en de KettingdijkWijffelterbroek, Smeetshof. Deze droog gelegen Laurabossen zijn een typisch kenmerk van het Weerter landschap; moerassige, laaggelegen gebieden, die doorsneden worden met verhoogde zandruggen en stuifduinen. Het zijn zandafzettingen uit de ijstijd. Zo kennen we o.a. ook de Weerter- en Budeler bergen, de Boshover- en Loozerheide en de Tungelerwallen.

De Laurabossen was bedoeld als productie- bos of mijnhoutbos. Je vindt er vooral de grove den, maar ook percelen met de Corsicaanse den en Douglas spar.
Deze bossen zijn rond 1905 aangeplant door exploitanten van de Lauramijnen in Eygelshoven (gemeente Kerkrade). De naaldbomen werden gebruikt om de mijngangen te stutten. Deze houtsoort was ideaal, omdat ze een krakend geluid maken bij te grote druk (dreiging van instorten van de gangen) en voor mijnwerkers was het dus een waarschuwing om zich snel uit de voeten te maken. Ook was hier een zomerkamp voor de jongens die op de mijnschool zaten.

Het gekapte hout moest zo efficiënt en snel mogelijk worden afgevoerd naar de mijnen. Daarom zijn de bomen destijds in hele rechte blokken aangeplant en is het bos doorsneden met kaarsrechte wegen. De laatst aangelegde percelen dateren van 1962. Dat betekent dus dat de oudste bomen daar bijna 60 jaar oud zijn.
Voordat deze bomen in de Laurabossen groot genoeg waren, waren de mijnen echter al gesloten. Hoewel in 1952 de Nederlandse Regering nog maatregelen had aangekondigd ter stimulering van de kolenproductie, werden in de tweede helft van de jaren zestig door de vondsten van aardgas en door de sterk afgenomen vraag vanuit het buitenland, namelijk plannen gemaakt om de mijnbouw in Nederland te beëindigen. Op 17 december 1965 kwam Joop den Uyl met zijn Mijnsluitingsnota; er zou een geleidelijke sluiting van de Limburgse steenkolenmijnen komen. Met deze nota viel definitief het doek voor de mijnindustrie in Nederland. De productie in de Lauramijn werd in 1968 stilgelegd.

De Laurabossen bestaan grotendeels uit monotone, open dennenbossen.
De Laurabossen zijn nu grotendeels monotone , open dennenbossen met een ondergroei van pijpenstrootje. Natuurmonumenten gaat het bos langzaam veranderen van een dennenbos naar een gevarieerd eiken- berkenbos om zo de natuurwaarden én de recreatieve waarden van het bos te vergroten.

Om het strakke eentonige patroon van rechte wegen te doorbreken zijn open plekken langs de rechte wegen zo gesitueerd, dat ze steeds ten opzichte van elkaar verspringen. Op deze open plekken heeft zich loofbos van eik, berk en lijsterbes ontwikkeld. Dit loofbos is gevarieerder en kleurrijker dan een grove dennenbos.
Dat is beter voor de natuur, en op de open plaatsen kunnen soorten zoals de blauwvleugelsprinkhaan, bont dikkopje en de veldkrekel overleven.
Met een deel van het gekapte materiaal heeft men een aantal zogenaamde “broedhopen” in het bos gemaakt, als winterschuilplaats voor amfibieën en kleine zoogdieren, zoals bijvoorbeeld de egel.

Foto: Wikipedia
Heel bijzonder voor het gebied is echter de aanwezigheid van de nachtzwaluw. Ook deze vogel heeft openheid in het landschap nodig om te kunnen jagen op insecten. Nachtzwaluwen zijn door hun schutkleur moeilijk te zien. Daarom worden ze tegen de schemer op geluid geïnventariseerd.

In juli 2012 hebben 11 nachtzwaluwen van zich laten horen. Nog niet eerder zijn er zoveel gehoord in de Laurabossen. Men beschouwt dit recordaantal nachtzwaluwen als een teken dat het beheer zijn vruchten begint af te werpen en de resultaten van het nieuwe beheer worden stilaan steeds beter zichtbaar.

Het is niet de bedoeling er een park van te maken, maar het meer gevarieerde en kleurrijke bos geeft voor de wandelaar een speelser beeld, is toegankelijk voor iedereen en is geschikt gemaakt voor (bewegwijzerde) wandel-, fiets-, ruiter- en ATB-routes over de talloze paadjes. Het aan de oostkant gelegen militair oefenterrein "Kruispeel/Achterbroek", is eveneens vrij toegankelijk.
Er is een slingerende bosrand ontstaan en aan de rand van de bossen loopt een mooi verhard fietspad, dat aansluit op het veel gebruikte fietsknooppunten netwerk.
Vanaf het fietspad zie je de Kettinghoeve (anno 1941) liggen. Het open landbouwgebied dat je ziet is ontstaan door heide- en moerasontginning en maakt deel uit van de Kettingdijk, die aansluit op het Wijffelterbroek. Sinds een aantal jaren ook eigendom van Natuurmonumenten/ Ark Natuurontwikkeling.




Grotere kaart weergeven

Blogarchief