Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht venherstel. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht venherstel. Sorteren op datum Alle posts tonen

dinsdag 30 april 2013

Venherstel

Weert is altijd rijk aan vennen of “pieëlkes” geweest. Ontstaan in de laagten, waren deze waterrijke gebieden van belang voor met name amfibieën en vogels. Van belang dus vanwege een gevarieerde flora en rijke fauna, ook al vanwege de rust die er meestal heerste. Veel van deze vennetjes zijn helaas de afgelopen decennia verdwenen, gedempt omdat ze “overbodig” waren, met name ook vanwege schaalvergroting van de landbouw en ruilverkaveling, of ze werden als stortplaats voor puin en huishoudelijk afval gebruikt. De versnelde afvoer van water, is ook geen goede ontwikkeling geweest en zorgde voor drooggevallen vennen die uiteindelijk verzandden en dichtgroeiden.

vennetje bij het Blaakven
Het meestal van oorsprong matig voedsel- rijke (kwel)water en voedselarme bodem van de vennen, zijn nu vaak verrijkt met voedingsstoffen, met name met fosfor en stikstof. Dit wordt eutrofiëring genoemd.
Dit vanwege vermesting of overbemesting van de omliggende landbouwgrond.

Een teveel aan voedingsstoffen zoals stikstof tast de soortenrijkdom van planten aan en leidt ertoe dat plantensoorten die goed gedijen op arme gronden worden verdrongen door soorten die meer stikstof nodig hebben. Er is sprake van “vergrassing” van natuur- gebiedjes. Grassen die veel stikstof gebruiken, verdringen andere plantensoorten. Gevolg is dat het ecosysteem wordt aangetast.
Dit zie je bijvoorbeeld in een bosvennetje bij het Blaakven, gelegen vlakbij het gelijknamige horecabedrijf. Omgeven door hoge sparren is er van een ven, dat vroeger ook dienst heeft gedaan als brandkuil, in mijn ogen geen sprake meer.
Hoewel ik toch nog 2 eenden aan trof op de plas van zo’n 10 m. doorsnee, was hier (wat mij betreft) geen “leven” meer in dit vennetje te bespeuren. Het is letterlijk en figuurlijk ten dode opgeschreven, of is het al.

Paddenpoel bij "Bakewells Pieëlke"
Zo zijn ook de talloze natuurlijk gevormde poelen, die je vroeger overal zag en vaak gebruikt werden als drinkplaats voor het vee, verdwenen. Je ziet ze her en der weer verschijnen, omdat Natuurmonumenten en andere milieugroepen het belang van deze doorgaans kleine biotopen zijn gaan inzien. Vooral voor kikkers en padden zijn dit soort poelen belangrijk.

Persoonlijk vind ik dit soms te “gemaakt” en soms is het dan ook geen succes, omdat de omstandigheden in de nabije omgeving niet optimaal zijn voor een goede ontwikkeling. Dat is trouwens niet het geval met de poel op deze foto. Omdat er een aantal geschikte poelen aangelegd zijn in de omgeving van het "Bakewells Pieëlke", kan de populatie kamsalamanders zich hier namelijk handhaven en breidt zich zelfs langzaam uit.

Sarsven in de gemeente Nederweert
Momenteel zijn in het Kempen-Broekgebied in Weert en ook in de gemeente Nederweert tal van initiatieven op het gebied van venherstel. Denk maar aan de Banen, de Kwegt, Schoorkuilen en Sarsven in Nederweert. Het meest geslaagde voorbeeld van deze vorm van natuurherstel is wat mij betreft het Sarsven. Het nagenoeg dichtgegroeide en dichtgeslibde Sarsven is door het Limburgs Landschap en Waterschap Midden-Limburg nog niet zo lang geleden opgeschoond en de voedselrijke humuslaag is verwijderd. De herstelmaatregelen hebben al snel geleid tot een spectaculaire terugkeer van tal van (zeer) zeldzame planten en dieren. Dit is zoals je het graag overal zou willen zien.

Ook in het Weerterbos heeft men het herstel van enkele vennen de afgelopen jaren voortvarend aangepakt. Te denken valt aan het Koolespieëlke, Kleinven, Grootven en Rietven. Dan zijn er natuurlijk de vennen in Roukespeel en Roeventerpeel. In het IJzerenmangebied vind je het Geurtsven, Eendenven, Zwanenven en het minder bekende kleine Koorsven. Het kleine "Bakewells Pieëlke", gelegen tussen spoorweg en autoweg, heeft men ook in 2011 onder handen genomen. In mijn volgende blog wil ik hier wat meer over vertellen.
"Koolespieëlke in het Weerterbos"
Koorsven in het IJzerenmangebied
"Bakewells Pieëlke"

dinsdag 2 juli 2013

Schoorkuilen

In de gemeente Nederweert is al in januari 2007 Stichting het Limburgs Landschap gestart met de eerste werkzaamheden van het venherstel- project “Kwegt” en “ Schoorkuilen”.
De Schoorkuilen maakte vroeger deel uit van de Roeventerpeel. In het gebied werd op kleine schaal turf gestoken, waardoor de vennen, kuilen of “koulen” ontstonden.
Met een “schore” werd in het Middelnederlands een kleine waterovergang bedoeld, gewoonlijk niet meer dan een paar balken of planken breed. Het viel niet mee hier overheen te lopen. Denk maar eens aan het woord “schoorvoetend” dat we nu nog gebruiken in de betekenis van “aarzelend, voorzichtig”. Waarschijnlijk dat bij Schoorkuilen het smalle en enige paadje bedoeld werd, dat op onderstaande kaart van 1892 te zien is; de Schoordijk.
kaart van 1892 met de huidige rood ingekleurde Schoorkuilen
Over de Roeventerpeel heb ik al een en ander geschreven. De aanleg van kanaal Wessem-Nederweert was een ingrijpende verandering van het gebied, dat tot dan toe vrijwel ongeschonden was. Het betekende meteen ook het einde van Schoorkuilen, dat men kon gaan gebruiken als landbouwgrond. Het gebied is nu (anno 2013) nog aangewezen als TOP-gebied en maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Dat betekent dat gestreefd wordt om de knelpunten, zoals met name de verdrogingsproblematiek, tussen natuur en landbouw te verbeteren en op te lossen en van de versnipperde natuurgebieden één aaneen- gesloten gebied te maken, waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd.
Roeventerpeelven

Vanwege de autoweg en het kanaal is het natuurlijk niet meer mogelijk het oorspronkelijke Roeventerpeel te herstellen. Vandaar de “deelvennen” Roeventerpeel, Schoorkuilen en Kwegt. Deze sluiten aan op Sarsven, Banen, de Zoom en de Moost. In de periode 2007-2009 is al een 40 ha groot gedeelte aan de andere kant van het kanaal door Rijkswaterstaat hersteld, als proefproject en als natuurcompensatie. Dit gebied, waar ik al iets over geschreven heb, wordt de “Kwegt” genoemd en heeft zich in korte tijd prachtig ontwikkeld.
de Kwegt
Aan weerszijden van de Schoordijk is in de afgelopen jaren ongeveer 1 miljoen m3 verwijderd tot op de oorspronkelijke venbodem. Aan de (verlaagde) Schoordijkweg is de oever wat steiler gelaten, terwijl de rest van de oever meer glooiend is gemaakt. De plas is zo gesitueerd dat er voldoende windwerking is, die tot golfslag leidt. Hierdoor zal de plas niet dicht groeien, wat weer ten goede komt aan de functie die het ven kan hebben voor watervogels.
uitzicht vanaf het zanddepot op Schoorkuilen met de Schoordijk in het midden
Het project kon vooral gefinancierd worden door het witte zand te verkopen aan Rijkswaterstaat ter verbre- ding van de A2 bij Eindhoven. Bij het AC restaurant heeft men een op- en afrit aangelegd voor de afvoer van het zand. Niet al het zand was meteen bruikbaar, of was ongeschikt, en heeft men opgeslagen in een groot zanddepot langs het ven. Al snel daarna heeft een kolonie oeverzwaluwen dit zanddepot gevonden en heeft zich hier gevestigd. Het vervoer van het zand heeft in het voorjaar 2011 om die reden zelfs een tijdje stilgelegen. Momenteel is men volop bezig de rest van het zand af te voeren. Het is al ruim een maand een af- en aanrijden van vrachtwagens. Ook nu weer nestelen er oeverzwaluwen, maar daar houdt men geluk- kig tot nu toe goed rekening mee. Men blijft voldoende op afstand, zodat de vogels niet gestoord worden.
 

Er is een berken-zomereikenbosje aan de kant van de Meiberg (de westkant van de plas), zodat de snelweg geïsoleerd ligt van het natuurgebied en de rust in het gebied vergroot wordt. Het is er in elk geval rustig genoeg, want ik heb er sporen van reeën in het zand aangetroffen.

Tevens is de Einderbeek vanwege de sterke afwatering heringericht en zijn de overlopen van het ven naar de beek afgesloten. De beek stroomt van oost naar west en mondt net ten westen van de Schoorkuilen uit in de Leukerbeek, een van de zijbeken van de Tungelroyse beek. Het waterpeil van de beek is lager dan het streefpeil in de vennen, zodat daar geen gebiedsvreemd (voedselrijk) water komt. De waterkwaliteit in de Einderbeek wordt namelijk enerzijds bepaald door het grondwater en anderzijds door het water dat wordt aangevoerd vanuit de Noordervaart. Het grondwater wordt door de omringende landbouwpercelen beïnvloed en bevat daardoor o.a. bestrijdingsmiddelen, nitraat en fosfaat. Het water uit de Noordervaart is hard, zwavelrijk en voedselrijk. Ongeschikt dus voor de vennen.

De verwachtingen voor het gebied zijn hooggespannen, na de ontdekking van nog steeds kiemkrachtige zaden van zeldzame planten in de oorspronkelijke veenbodem en de prachtige resultaten na venherstel in De Banen in de jaren negentig.


blaartrekkende boterbloem
Er is een rijke oevervegetatie. Nu zie je langs de glooiende oever opvallend veel blaartrekkende boterbloemen. Het is een tot 60 cm hoge pionier, die massaal kan groeien en van mei tot oktober bloeit. De plant heeft een kleine onopvallende bloem en de bloemblaadjes vallen snel af. Opvallend zijn de vruchtlichaampjes die er als korfjes uit zien.

Niet dat deze plant zo bijzonder is, want ze komt algemeen voor op vochtige en drassige stikstofrijke bodems, maar ik wil je er op attenderen deze niet aan te raken of te plukken. Hoewel alle boterbloemen giftig zijn (vandaar dat grazende dieren ze niet eten), is de blaartrekkende boterbloem de meest giftige. Wanneer de bladeren gekreukt, beschadigd of verma- len worden, brengen ze op de menselijke huid lelijke zweren en blaren. De plant heet in de volksmond niet voor niks jeukbloem of kankerbloem. Voorzichtigheid is dus op zijn plaats.

rijke oevervegetatie aan de westkant van Schoordijk

woensdag 1 mei 2013

Bakewells Pieëlke

boerderij "Bakewell" eind jaren '60 van de vorige eeuw
In een vorige post schreef ik dat er ook kleinschalig venherstel plaatsvindt bij het “Bakewells Pieëlke”.

Bakewell is, zeker voor de oudere Weerte- naren, bekend als de onbewoonbaar ver- klaarde boerderij die tot begin 70'er jaren te zien was als je vanaf de E9 Weert binnen- reed. Geen goede reclame voor Weert toen- tertijd. Bij de baanverdubbeling van de E9 in 1972 (nu Eindhovenseweg) en de aanleg van het viaduct is de boerderij afgebroken. Over de geschiedenis van Bakewell en de boerderij, wil ik in een volgende post wat meer vertellen.
 
Uit economische overwegingen is in de jaren 70 van de vorige eeuw en de daarop volgende jaren, veel moois verdwenen. Niet alleen wat betreft gebouwen, zoals landgoed Bakewell, maar ook in de ons omringende Weerter natuurgebieden is veel kwaad geschied. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor het ven dat vlak bij de boerderij lag, zoals je op onderstaande foto uit eind jaren '80 van de vorige eeuw kunt zien.
"Bakewells Pieëlke" eind jaren 80
Het "Bakewells Pieëlke" dat achter de boerderij lag, is mogelijk ontstaan omdat daar leem werd afgegraven voor de bouw van de boerderij, hoewel ik dat niet heb kunnen achterhalen. In de nabije omgeving waren namelijk genoeg mogelijkheden daartoe. Dan denk ik o.a. aan het nabijgelegen Speckebroek en iets verderop lagen in de omgeving van de Maarheezerhutten nog de "Leemkuilen" en het "Aardbrandsven". Van deze plaatsen is in elk geval bekend dat daar leem werd uitgegraven.
Op de Ferrariskaart van het gebied te zien dat er aan de overkant van kiezelweg ("de Chemin de Maarhees a Weert") ook een plas lag. Dus ook hier is mogelijk de benodigde leem uitgegraven, maar dat is niet te achterhalen. Op die kaart staat de boerderij overigens al aangegeven. Die moet dus vóór het jaar 1771 zijn gebouwd. Toen Jacobus Smits in 1841 van de graven van Caraman (de erfgenamen van de Prinsen van Chimay) ook aan de overkant van de kiezelweg grond kocht (perceelnummers 573,574, 575 en 924), was van deze plas niks meer te zien en was er een dennenbos en heide voor in de plaats gekomen.
 
Het  pieëlke achter de boerderij  is omgeven door eikenbomen, foto uit  de jaren '50
Het was Anthonius Coenen (1852-1890) die bij de boerderij een tuin aanlegde naar Engels model en de kleine plas vergroot heeft tot een vijver met een doorsnede van ongeveer 100 meter en 80 cm diep.
In dit water zat in latere jaren ook veel vis zoals snoek en paling, want het Bakewells Pieëlke werd in 1920 aangesloten op de Oude Graaf. De Oude Graaf ontspringt nabij Sluis 16 vanuit het kanaal, doorloopt het Russelsbroek, gaat nabij het vroegere Kernieës Pieëlke (nu schietbaan de Wildenberg) onder het huidige spoor en autoweg door, om uiteindelijk, door het Weerter Bos stromend, uit te monden in de Sterkselse Aa. Het vennetje is nu echter afgesloten van de Oude Graaf en krijgt alleen nog “natuurlijk water”: regenwater en het belangrijkste, het eigen kwelwater. 
 
het deels droogvallende ven in oktober 2013
Er vindt ook geen afvoer van oppervlaktewater meer plaats via sloten en watergangen. Gevolg van dit alles is dat het vennetje in een hete, droge zomer deels of zelfs geheel droog komt te staan. Zodoende zit er geen vis meer in, wat weer gunstig is voor amfibieën. 

Het vennetje ligt tussen het Weerterbos en de Weerterheide. Het door landbouwgronden omringde rustig gelegen broekgebiedje ligt tussen de spoorlijn en de autoweg en wordt door weinig mensen bezocht.
Voor grondgebonden dieren zijn het spoor en autoweg grote barrières om er te geraken, maar het is er vooral ornithologisch (voor vogels) interessant; voor water- en moerasvogels is het een ideaal broedbiotoop en geschikt als fourageer- en pleisterplaats. Het schijnt, zo heb ik gelezen, ook het leefgebied van de bedreigde kam- salamander te zijn. Verder vind je er ook o.a. de beek- oeverlibel, kleine ijsvogelvlinder en het bont dikkopje.


Om die redenen heeft de (niet meer bestaande) Natuurbeschermingsraad in de 70'er jaren geadviseerd dit peelven met omgeving (loof- en naaldhoutbosjes) als één natuurgebied te beschouwen. Bij de ruilverkaveling van 1978 is de grond, zoals vermeld, inderdaad als natuurgebied gereserveerd en is nu eigendom van Natuurmonumenten.

via het knuppelbruggetje kom je midden in de plas op een schiereilandje

Van het oorspronkelijke ven, dat op het circa 32 ha. grote gebied ligt en omgeven is door elzen, eiken en berken, is steeds minder overgebleven door een jarenlange sterke verlanding. Rondom de plas zag je vooral heel veel schietwilg, vuilboom ("pinnekeshout") en een aantal populieren. Het wordt daarom door Natuurmonumenten en een aantal enthousiaste vrijwilligers van de lokale scouting Hubovra en IVN-Weert, tweejaarlijks flink onder handen genomen voor kleinschalig kappen en snoeien van struiken en bomen en opschoning van de plas. Meer hierover kun je lezen in de niet meer bestaande maandelijkse nieuwsbrief Wulpenvlucht nummer 34.

Voor Antonius Coenen was landbouwkundige Robert Bakewell (Leicester, 1725-1795) hét grote voorbeeld. Vandaar dat hij de boerderij naar hem genoemd heeft.  Maar zijn voorliefde voor Bakewell , ging verder. Midden in de plas ligt namelijk een schiereilandje, dat via een knuppelbruggetje en een in spiraalvorm aangelegd paadje te bereiken is. Deze plas met eilandje is ook namelijk aangelegd naar Engels voorbeeld. In de tweede helft van de 18e en begin 19e eeuw was een Engelse tuin namelijk als landschapstuin in de mode. Deze landschapsstijl werd ook wel “Engelsch Werk” en “Engelsch Bosch” genoemd.

het Sinte Merteshuuske dat helaas is afgebroken bij de baanverdubbeling van de weg. Foto GAW

Nabij het iets verderop gelegen "Sinte Merteshuuske", lag vroeger een stukje grond, dat als herinnering aan Bakewell in de volksmond  "d'n Ingelse Hoof" werd genoemd. (bron: Hushoven, Namen en bijnamen )

slingerend paadje naar eilandje

Zo’n Engelse tuin kenmerkt zich door een a-symmetrische aanleg, een slingerend patroon van paden en waterpartijen, uitzichten op de landelijke omgeving, kunstmatige ruïnes en vooral veel afwisseling met kleurrijke beplanting en vrij groeiende bomen en struiken. Heel anders dan zijn tegenhanger, de Franse tuin, die gemodelleerd is zoals de tuinen van Versailles, de Europese steden en hoven. Een Franse tuin heeft gazons, paden, bloemperken en hagen in perfect geordende symmetrische patronen. Wil je je echter in je tuin in een natuurlijk aandoend landschap wanen, dan moet je een Engelse tuin laten aanleggen.

In de Engelse tuinen vind je behalve slingerpaadjes en beekjes ook vijvers en kunstmatig aangelegde “bergen” die bereikbaar zijn via spiraalpaadjes. Die spiraalpaadjes hebben mogelijk ook een spirituele betekenis; geesten/zielen kunnen namelijk alleen maar over rechte paden bewegen en hebben bij kronkelpaden dan ook heel veel moeite om in "onze wereld" te komen......

Op het eilandje staan een aantal dennen en er broedt momenteel een grauwe gans. Dus het is beter dit even te mijden.

Door de eutrofiering (te voedselrijk water door (over)bemesting van de omringende landbouwgronden) zie je in de plas toch al weer erg veel grote lisdodde, mattenbies en waterlelie verschijnen. Ook nu, al na amper een jaar, zie je dat het vennetje zal verlanden en dicht zal groeien, met vooral in het water staande wilg en lisdodde, als er niets zou gebeuren. Jaarlijks onderhoud blijft dus noodzakelijk.


Langs de oever groeien onder andere verschillende soorten zegge (scherpe- en zwarte zegge) die nu in bloei staan. Ook vind je er russen, gele lis, moeraswalstro en kattenstaart.

een van de aangelegde kleine poelen
kamsalamander
Doordat er een drietal kleine poelen aangelegd zijn in de de directe omgeving, weet de populatie kamsala- manders, ook wel 'grote water- salamander' genoemd, zich hier goed te handhaven en breidt zich zelfs langzaam uit.

Het is een salamander die voorkomt in kleinschalige, deels agrarische, landschappen vooral bij overgang van bos naar grasland, gebieden met houtwallen, rietkragen, vochtige bosjes en poelen. De volwassen kamsalamander verblijft doorgaans van maart tot juli in het water, gaat vanaf juli tot september het land op en trekt naar de overwinteringsplaats in de directe omgeving (< 400m.).
via een slingerpaadje kom je op het eilandje

Bakewells Pieëlke op 5 april 2018


zondag 24 februari 2013

Roukespeel

Afgelopen nacht is er een flinke portie sneeuw gevallen. Waarschijnlijk zijn het de laatste stuiptrekkingen van Koning Winter, want het is tenslotte al bijna maart. Het sneeuwde nog de hele dag, maar het was niet koud omdat de koude wind was gaan liggen, dus een mooie gelegenheid voor een wandelingetje.

Ik heb vandaag een bezoekje gebracht aan de Roukespeel. Je vindt dit moerasgebied aan de rand van het kerkdorp Swartbroek. Het vormt samen met het Laagbroek het grotere natuurgebied de Krang. De naam Krang is afgeleid van krengen= keren of omdraaien. Er liep vroeger namelijk een weg tot aan boerderij de Krangerhof en dan zat er niks anders op dan om te keren, want het moerasgebied dat er achter lag was ontoegankelijk. Men moest daar krengen= omkeren.

Krang met Roukespeel rond 1890
Door wegstuivend zand waren er duizenden jaren geleden een soort kommen in de laag dekzand ontstaan, waarin zich deze moerasgebieden ontwikkelden. De kommen zijn gescheiden door een drogere en hoger gelegen dekzandrug waarop nu Swartbroek en ook buurtschap Castert liggen. Een buurtschap werd voorheen ook wel „boerschap" genoemd en bestond uit een groepje boerderijen of boerderijtjes, die ofwel in lange rijen met zekere tussenruimten, of geheel afgezonderd verspreid lagen. Het woord Castert heeft meerdere betekenissen. Het kan afgeleid zijn van de oude boomnaam "caster" = kastanje. Dus Castert zou dan een plaats zijn geweest waar veel kastanjebomen stonden. Een andere mogelijke verklaring kan zijn dat Castert is afgeleid van "Calfstert" of "Calverstert". Calver is ontstaan uit calf of cale: klein water of kleine waterstroom. Met de stert of steert bedoelde men het spits toelopend hoger gedeelte van het ven dat als eerste droog komt te liggen bij een minder hoge waterstand.
De moerasgebieden en bossen werden aanvankelijk door de plaatselijke bevolking gemeden, want het zou er spoken..... Men dacht dat de mistslierten die ze zagen bij optrekkende grondmist  "witte wiêver" waren.  Het spookte er dus  vooral vaak in het najaar....
Carnavalsvereniging de "Spoeëkejaegers zegt daar het volgende over: "Eeder jaor vanaaf 11 november mot eederein good uutkieke asse 's aovus nog door de Krang mot. De spoeëke di-j dao gaondje zeen hebbe gein slegte bedoelinge, want dur heet zich nog noeëts iets akeligs veur gedaon. Ut motte dus haost waal fieestspoeëke zeen, want eeder jaor keumptj dur minstes ein spoeëk zich tusse vastelaovundj-veerendj Swartbrook meenge." De "Spoeëkejaegers" vangen dat spook traditiegetrouw 's avonds op carnavalsdinsdag en dat wordt als afsluiting van het seizoen dan onder begeleiding van de boerenkapel weer voor een jaar terug het bos in gestuurd........

De Roukespeel (vroeger ook "Swartbroeker- peel" genoemd) is nog een overblijfsel uit de tijd dat de mens de natuur daar zijn gang liet gaan en er niets mee deed. Dit is af te leiden aan de naam. Roukes is afgeleid van roeke-loos. Nu betekent het: onbezonnen, maar vroeger had het een andere betekenis. 
In het Middelnederlands (periode 1200-1500) betekende het werkwoord "roecen": zorgen, zich bekommeren om iets, aandacht hebben voor. "Hem en roeckt niet wat hi seydt"  of "hem roeckt niet wiens huys dat brant" en "hi roect altoos niet wattier sielen ghesciet" =  het interesseert hem niet wat hij zegt, of hij kan zich er niet druk om maken wiens huis in brandt staat of wat er gaat gebeuren. (bron: Etymologiebank.nl ). 
Als een woord is verbonden met het achtervoegsel -loos betekent dat: zonder of niet. Roekeloos betekende dus toen: zonder aandacht, zonder zorg, er niets mee doen, er zich niet om bekommeren.
En dat is dus wat men oorspronkelijk met de "Roukespeel" deed: niets......

Uiteindelijk werden deze moerasgebieden ook ontgonnen en geschikt gemaakt als landbouwgrond. Na 1872 is begonnen met de verpachting en ontginning van de "woestliggende gemeentegronden". Na het graven van de Noodbeek (1917), de Kranglossing (1931) en vooral na de verbreding en het rechttrekken van de Leukerbeek (1931-1935) ging het heel snel met de verdere ontwikkeling van het gebied tot landbouwgebied.
Kort na de tweede wereldoorlog was het ven nog open water met een zandige bodem, maar nadien is dat, omdat men er geen aandacht aan besteedde en zoals dat toen met zoveel andere vennen ook gebeurde, nagenoeg geheel verland , met in het midden een rietmoeras en wilgenstruweel, aan de randen een elzenbroek en hogerop een eiken-berkenbos. Om het ven waren populierenrijen aangeplant.  

Er is uiteindelijk toch veel geïnvesteerd in de inrichting van het hele gebied. Daarmee is men begonnen in 1993.  In de nazomer van dat jaar zijn met medewerking van waterschap Midden-Limburg de wilgen verwijderd, is het ven uitgebaggerd, het moerasbos in de omgeving gedund en zijn populieren gekapt. Van de populieren die bleven staan, zijn de meeste  na verloop van tijd vanzelf omgevallen in het drassige gebied. 

Roukespeelven in de winter van februari 2013
De Roukespeel bestaat nu uit een complex met broekbossen, nat grasland, populierenaanplant en een ven en wordt beheerd door Vereniging Natuurmonumenten. Het aan de rand van het gebied gelegen ven is een moerassige laagte. 

Er wordt nu heel anders over waterbeheer gedacht. Belangrijkste thema's zijn: zo lang mogelijk vasthouden van water en de scheiding van water uit landbouwgebieden en kwelwater uit de peelvenen. In 2007 besloot de Tweede Kamer tot het oplossen van de verdrogingproblematiek en heeft een prioriteitenlijst gemaakt. De zogeheten TOP-gebieden. De Krang, met Laagbroek en Roukespeel, is er hier één van. 

Het ligt in het stroomgebied van twee beken, de Tungelroysche Beek en de Leukerbeek. De Tungelroyse beek is al enige jaren geleden heringericht en ook de Leukerbeek is de afgelopen jaren al op diverse plaatsen heringericht; de beek is langs de natuurgebieden Roeventerpeel en Kootspeel geleid en stroomt (nog)door de Roukespeel langs Swartbroek, om bij de A2 uit te monden in de Tungelroyse beek. Via de Houtstraatlossing en de Kuppenlossing, die uitmonden in de Leukerbeek, is er verbinding met de Moeselpeel.

De Leukerbeek zal binnenkort ook bij de Roukespeel worden omgeleid en het gebiedseigen (kwel)water zal worden afgekoppeld. Waar nu nog paarden en galloways lopen, zal straks de nieuwe beek stromen. Ook de Dijkerpeelbeek, die uitmondt in de Leukerbeek, zal aan de zuidzijde om het gebied geleid worden.
Eigenaar Natuurmonumenten zal hiermee, met medewerking van het Waterschap, in het voorjaar (april) beginnen. In een volgende post zal ik hier iets over vertellen.

knuppelbruggetje
bruggetje over Dijkerpeellossing
Door het venherstel, bosrandenbeheer en het aanleggen van wandelpaden en knuppelbruggetjes, is het Roukespeelgebied al rijk aan planten en dieren en erg in trek bij wandelaars. Het gebied is o.a. opgenomen in het "Graaf van Hornepad", een 95 km lange OLAT-wandelweg door de Weerter natuurgebieden. Het ven is goed bereikbaar via knuppelbruggetjes en er is een vogelkijkscherm van waaruit je kunt genieten van watervogels zoals wilde eenden, blauwe- en zilverreigers, dodaars, futen, meerkoeten en aalscholvers. Aan vraatsporen op de oevers is te zien dat er bevers zijn. Afgaande op de hoeveelheid vraat, is er waarschijnlijk sprake van meer dan 1 dier.

Het inrichtingsproject dat in april 2013 begint is er op gericht om de natuurwaarden in en langs de beek te verhogen, een gezond, schoon en ecologisch goed functionerend beeksysteem te creëren en om het water langer in het gebied vast te houden. Het gebied wordt als het ware in tweeën gedeeld: een deel waar geen voedselrijk landbouw- en afvalwater kan komen, ook niet bij hoog water, en een deel dat verbonden blijft met de Leukerbeek. Het vendeel dat met de beek verbonden is, noemt men het "Beekven", het niet-verbonden deel het "Kwelven". 

Beide vendelen zijn (geschat) 250 m. lang en 70 m. breed en 1 tot 1,5 m. diep.

Leukerbeek
Noodbeek (rechts) komt uit in de Dijkerpeellossing
Dijkerpeellossing komt uit in de Leukerbeek
vernatting van het gebied
paddenpoel langs Grote Kouseykweg
konikpaarden aan de noordzijde van de Leukerbeek
galloway runderen zorgen voor de begrazing ten noorden van de Leukerbeek


Grotere kaart weergeven


Blogarchief