Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label heksenboter. Alle posts tonen
Posts tonen met het label heksenboter. Alle posts tonen

zaterdag 27 oktober 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 2: Myxomyceten.

Als er (zoals dit jaar helaas het geval is) niet zo veel paddenstoelen te vinden zijn, ga je ook op de kleintjes letten. Er is meer te vinden dan je zou verwachten en fascinerend is het hoor, dat kleine wereldje.
Het is ook steeds weer een uitdaging om er met mijn cameraatje een geslaagde foto van te maken.

Dus er wordt hout omgekeerd, onder schors gekeken en af en toe wat bladeren en mos opzij gehaald.
Er gaat als het ware een nieuwe wereld voor je open en je wordt soms beloond met een fantastisch schouwspel. Dat geldt zeker voor de Myxomyceten of slijmzwammen.

In paddenstoelentijd-deel-5/2017 heb ik er ook al eens iets over geschreven.
Aanvulling: Ook in Paddenstoelentijd deel 3,Herfst 2019 en Paddenstoelentijd deel 5. Herfst 2022 vind je er een en ander over.

Groot kalkschuim
Myxomyceten of slijmzwammen zijn weliswaar geen paddenstoelen, maar worden er wel vaak voor aangezien. Het zijn onschadelijke organismen die leven van o.a. bacteriën en schimmels. Niet van hout of levende planten dus zoals bij paddenstoelen wel het geval is.
Ze stammen af van Protozoa (eencellige diertjes). Bij Protozoa ontstaan uit de sporen microscopisch kleine eencellige organismen (amoeben) die groeien. Het lijkt zo alsof ze zich kruipend of zwemmend voortbewegen.

Groot kalkschuim
Boompuist
Als gevolg van deling en versmelting van deze amoeben ontstaat op een gegeven moment een slijmerig goedje, het plasmodium. De meeste plasmodia zijn niet groter dan een paar centimeter, maar sommige soorten kunnen wel tot een vierkante meter uitgroeien en wegen 20 tot 30 gram.

Heksenboter
Slijmzwammen voeden zich in het algemeen met gisten, bacteriën, sporen  en schimmels. Om die te vinden gaat het plasmodium zich “bewegen”. Er zijn schitterende filmpjes op YouTube te vinden, die versneld laten zien hoe het plasmodium zich uitbreidt. Kijk HIER maar eens naar.

Niervormig kalkkopje
Kaneelkleurig netpluimpje  (in totaal 5 mm. hoog)
Roodbruin netpluimpje
Roodbruin netpluimpje + Karmijnrood netwatje

De meeste slijmzwammen houden van vochtige omstandigheden en beschutte plaatsen. Veel soorten vormen vruchtlichamen, die niet hoger zijn dan zo'n drie millimeter. De vruchtlichamen, die zorgen voor de verspreiding van de sporen, zijn er in heel veel verschillende stadia en vormen. Diverse vormen glinsteren door weerschijnkleuren opvallend.

Om een idee te krijgen hoe klein ze kunnen zijn, moet je eens kijken naar de 2 bladluizen rechtsboven op de foto. De bladluis is een plantenetende insect. Hij voedt zich met de cellen van een plant. Hoewel ze meestal groen van kleur zijn, zie je dat ze ook bruin kunnen zijn. Er zijn ook witte, zwarte, gele, rode en zelfs paarse soorten. Ze zijn erg klein, meestal niet groter dan een halve millimeter.

Net als paddenstoelen zijn slijmzwammen in dit stadium vaak kleurrijk. Ze worden dan het meest door mensen opgemerkt, maar zijn vaak nog niet te determineren. Pas in de eindfase worden (bewegingsloze) vruchtlichaampjes gevormd. De kleur van het vruchtlichaam is meestal anders dan die van het eerdere plasmodium, maar valt daardoor niet minder op. Het is dan ook schitterend als je ze, ondanks hun kleine formaat, vindt.
Het aardige van slijmzwammen is dat ze, als zij eenmaal rijp zijn, nog een heel poosje blijven zitten. Schitterend vaak om te zien, maar oh zo moeilijk om ze te determineren en een naam te geven.
In Nederland komen zo'n 300 soorten slijmzwammen voor. Het loepje laat alleen de uiterlijke kenmerken zien en dat is voor het volledig op naam brengen onvoldoende. Voor determinatie is microscopisch onderzoek noodzakelijk. In ons land houdt zich dan ook slechts een handvol liefhebbers bezig met het bestuderen ervan. Lijkt me wel leuk om dat een keer te doen of gade te slaan. Voor mij zit er meestal niks anders op dan ze de naam slijmzwam spec. te geven. Een onbekende soort dus…………

Soms “zweten” zwammen . Vooral houtzwammen en spijkerzwammen hebben er last van, maar ook bij deze schimmels zie je dat. Het verschijnsel wordt guttatie genoemd en ontstaat als de zwam in de groei grote hoeveelheden vocht opzuigt en het overschot aan water kwijt moet. Het resultaat zijn dan druppels vocht aan de rand van de groeiende zwam. Dat zagen we ook op de vorige post bij de Toefige labyrintzwam. Ook die perst zijn “tranen” massaal naar buiten. Ik vertelde, dat hij daar groeide op de wortels van een levende eik. Het is bekend dat eikenhout een rode kleurstof bevat. Die kan de zwam niet gebruiken, dus wordt die “uitgezweet”.

Het is echter voor mij niet helemaal duidelijk of de heldere druppels die je hier ziet nou zulke guttatie- of dauwdruppels zijn. Aangezien het niet had geregend of mistig was, ga ik uit van het eerste. Het schijnt overigens gemakkelijk te zijn om dat na te gaan. De smaak van guttatiedruppels is namelijk vaak prikkelend en een beetje zuur en bitter; een beetje onaangenaam. Houd er rekening mee dat de guttatiedruppels van lagere schimmels antibiotica kunnen bevatten (en dus giftig zijn). 

Ik kwam voor deze soort uit bij de Kristalkopjes, Er zijn verschillende soorten Kristalkopjes en je moet dus eigenlijk de sporen bekijken door een microscoop.  Ik heb niet het materiaal daarvoor en zou ook niet weten hoe dat te doen. Het is specialistenwerk zoals ik zei, dus ik heb de nodige twijfels.
Ik heb de foto’s geplaatst op waarneming.nl  en hoop reacties te krijgen. Mogelijk dat jullie voor mij ook een suggestie hebben.  Ik wacht af..............

***** Het heeft even geduurd, maar eindelijk een reactie op 15 september 2022 op deze schimmelsoort, waarvan ik dacht dat het een Kristalkopje was. Een anonieme persoon zei dat het zijns inziens geen myxomyceet was, maar een Penseelschimmel. Of meer specifiek: een Penicillium vulpinum. Penicillium is een geslacht van zakschimmels. Voor mij totaal onbekend, dus ik heb me er wat in verdiept en op internet gezocht. Afgaande van wat ik erover las, denk ik dat die anonieme persoon gelijk heeft. Dit soort schimmels groeit op dierlijke uitwerpselen. Dat klopt in dit geval, hoewel ik niet weet van welk dier  die afkomstig waren. Afgaande op de haren die je op de foto's ziet, zou het van een roofdier afkomstig moeten zijn.  De Nederlandse naam die ik voor Penicillium vulpinum vond is: Vossenkeutelpenseelschimmel. Ik heb echter begrepen dat dit soort schimmel niet perse op vossenkeutels wordt gevonden, maar ook op andere keutels (zoals honden-, herten- en konijnenkeutels). 

 Zijn/haar suggestie zou dus zo maar kunnen kloppen, maar voor 100% zekerheid is microscopisch onderzoek nodig. Daarom wil ik het hier gewoon houden op: Penicillium spec. of Penseelschimmel. Penseelschimmels behoren tot de lagere soorten schimmel (myxomyceten zijn dat overigens ook), en worden daarom niet betrokken in het verspreidingsonderzoek naar paddenstoelen. 
Ik vond deze Penicillium spec. echter wel op Waarneming.nl. Voor mij reden om die dan ook in deze post te laten staan*****

donderdag 2 november 2017

Herfst 2017.......Paddenstoelentijd deel 5

De afgelopen 2 maanden ben ik meerdere keren op pad geweest met de Paddenstoelengroep. Een leuke gezellige groep om met mee te gaan en ik steek er het nodige van op. Uiteraard ga ik ook alleen op pad. Mijn verzameling is dan ook flink uitgedijd de laatste tijd.
Gevolg van deze activiteiten is wel, dat ik even verstek heb laten gaan op mijn blog, maar hier volgt dan deel 5 met (al zeg ik het zelf) bijzondere soorten.

Prachtvlamhoed
Deze prachtige zwam vond ik in een droge sloot aan de Voorhoeveweg (IJzerenmangebied). Dat maakte het gemakkelijk om hem uitgebreid van alle kanten te bekijken. De “vlammend” oranjegele PRACHTVLAMHOED (Gymnopilus junonius) groeit meestal in bundels tot 10 exemplaren en meer. De soortnaam "junonius" is een verwijzing naar Juno, de schone godin die de echtgenote was van de oppergod Jupiter.
De zwam heeft normaal gesproken een doorsnede van 6-12 cm, maar deze twee waren zo groot, dat er waarschijnlijk geen plaats meer was voor de andere exemplaren die onder hun hoeden zaten!!!!
De goudgeel tot oranje- of roestkleurig gele hoed is gewelfd en vlezig. De vezelige strepen of schubben zijn hier goed te zien.
Prachtvlamhoed
Je vindt hem op boomvoeten of stronken van loofbomen (vooral eiken en beuken).
In werkelijkheid groeit het mycelium of zwamvlok echter op de wortels of houtrestanten  in de bodem.
De steel is 7-15 cm hoog en 1,2 tot 3 cm dik, smaller taps aflopend naar de voet. Evenals de hoed is de steel onder de ring vezelig, erboven is die lichter en meer glad. Hier heeft de manchet losgelaten. De lamellen zijn bij jonge exemplaren nog geel, maar worden later roestkleurig. 
Grote parasolzwam
Ook deze GROTE PARASOLZWAM (Macrolepiota procera) valt natuurlijk al van ver op.
Het is een veelvoorkomende soort, die eigenlijk weinig uitleg behoeft.  Dit exemplaar, dat ik op de Smeetshof (Bocholt) vond, was wel heel groot. 
Roodbruin netpluimpje
Je valt soms van de ene in de andere verbazing. Zo groot als de Prachtvlamhoed en de Grote parasolzwam zijn, zo klein zijn deze DKP-tjes ( in het Weerter dialect: "die klein pöngelkes").
Ik zag ze bij toeval in de tuin van het NMC op een kletsnatte boomstronk, maar wist niet wat het was.
Te klein om er iets van te maken. "Even een foto maken om thuis eens te kijken wat dat is", zo was mijn gedachte.....

Het was nog een hele uitdaging om met mijn cameraatje een geslaagde foto te maken. Na tig pogingen, was ik redelijk tevreden. Pas toen ik die thuis op de pc. uitvergroot kon bekijken, zag ik dat dit ongeveer 7 mm. grote "dingetje" een zwammetje was. Een juweeltje ook, maar welk? 
Kaneelkleurig  netpluimpje
Omdat ik er een paar dagen later wat gerichter naar op zoek ging, vond ik iets buiten de tuin van het NMC weer zo'n groepje, maar dan "verser". In tegenstelling tot die van de keer daar voor, stonden deze op een kurkdroge omgevallen dennenboom. De omstandigheden om een foto te maken waren blijkbaar nu beter, want ik vind de laatste 2 foto's beter geslaagd.

Na enig zoekwerk op het internet ben ik er achter gekomen dat dit het KANEELKLEURIG NETPLUIMPJE  (Stemonitis axifera) is. Het bestaat uit een klein bundeltje van roodbruine rechtopstaande cilindrische sporendoosjes, elk staand op een haarfijn zwart steeltje. Vrij algemeen op o.a. kletsnatte naaldhoutstronken, maar er is toch wel enig geluk bij nodig om deze zwammetjes van 7-12 mm. te vinden. 
Kaneelkleurig  netpluimpje
Eigenlijk is dit Netpluimpje geen zwam. Het is een Myxomyceet. Ze worden echter ook wel slijmzwam genoemd. Een slijmzwam bestaat uit microscopisch kleine eencellige organismen die samensmelten en uitgroeien tot een kolonie (plasmodium). Het plasmodium voedt zich al "kruipend" met bacteriën, gisten, sporen en schimmels. Uiteindelijk vormen ze een vruchtlichaam, waarbij sporen worden gevormd die zich daarna door de lucht verspreiden om zich elders te vestigen waarna de cyclus wordt herhaald. Vergelijk het met hoe dat bij een bewegende amoebe gaat. Kleine organismen dus en de namen die ze dragen eindigen dan ook meestal op -je-, -tje of -pje, zoals Netwatje, Draadwatje, Netplaatje, Kroeskopje,Kalkschaaltje.
En Netpluimpje natuurlijk.

De metamorfose bij het Netpluimpje gaat vrij snel en alleen met enig geluk kunnen de tussenliggende stadia worden waargenomen. De vruchtlichamen ontwikkelen zich namelijk binnen 24 uur volledig en laten dan ook de sporen los!!!!

Op YouTube staan schitterende filmpjes die dit proces versneld weergeven.
Kijk HIER eens naar  (even op klikken.) 
Onrijpe sporangia van het Roodbruin netpluimpje
Op de site van Loegiesen kwam ik er bij toeval achter dat dit een foto is van de onrijpe sporangia.
Ik heb de foto al enige tijd geleden gemaakt en ze altijd aangezien voor slakkeneitjes, maar omdat ze zo klein waren en allemaal dezelfde vorm hadden, had ik mijn twijfels. Slakkeneitjes zijn allemaal verschillend van vorm. Nu blijken het dus de vruchtlichaampjes van het Netpluimpje te zijn. 
Onrijpe sporangia van het Roodbruin netpluimpje
Zolang ze nog melkwit zijn, vormen ze wel soms voedsel voor bepaalde naakslakkensoorten (geslacht Phylomycus) die echter alleen op de onrijpe witte vorm af komen. 
Groot kalkschuim
Voorheen werden slijmzwammen nog tot het rijk schimmels gerekend. Later werden ze vaak in de groep Amoebozoa geplaatst, maar tegenwoordig beschouwt men ze als een apart rijk, naast onder andere planten, dieren en schimmels; myxomyceten dus.
Vorming en verspreiding  van de sporen bij Groot kalkschuim.
GROOT KALKSCHUIM heeft wel wat weg van Heksenboter. In  Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 1 vind je daar meer over. Daar kun je ook lezen hoe het nou zit met die amoebes.
Boompuist
Ook dit is een myxomyceet: de BOOMPUIST (Enteridium lycoperdon). Er zijn 2 stadia: de anamorfe=ongeslachtelijke of imperfecte vorm en de teleomorfe=geslachtelijke of perfecte vorm. 
De teleomorfe vorm is veel zeldzamer en werd vroeger zelfs tot een andere soort gerekend. Bij deze vorm moet je aan de onderkant kunnen zien dat het een gaatjeszwam is.  

Ik laat hieronder verschillende stadia van de anamorfe vorm zien: van jong naar oud. De foto's zijn van verschillende exemplaren, dus niet van een en dezelfde.
Eerst is de boompuist zacht en wit, als hij openbarst gaat ie zich verspreiden. Daarna krijgt het een aluminiumkleurig vel en verandert de inhoud in roodbruine sporen. De rijpe sporen komen vrij als de huid openbarst en kiemen bij een bepaalde vochtigheids- en zuurgraad en omgevingstemperatuur. 
Boompuist met "kruipend" plasmodium
Boompuist met "kruipend" plasmodium

Laatste stadium Boompuist

Judasoor
Het JUDASOOR (Hirneola auricula-judae) komt best veel voor, maar valt vanwege de kleur en de grootte niet zo op. Hij varieert nogal in grootte, namelijk van zo'n 2 tot maximaal 10 cm. Hoewel hij op de foto's groot lijkt, is dat niet het geval. Deze is zo'n 3 à 4 cm. in doorsnee. Dus je kijkt er gauw over heen. Het vreemde aan deze Judasoor is, dat ik hem niet, zoals normaal schijnt te zijn, aantrof op een vlier, maar op een (als ik het goed heb) stam van een den in de tuin van het NMC te Weert.

Over de Judasoor heb ik in 2015 en 2016 al het een en ander verteld. Eigenlijk hoef ik er nu dus niets meer aan toe te voegen. Je kunt het nog eens nalezen in deze post en in Herfst 2015.......Paddenstoelentijd deel 1. Daar kun je ook o.a. lezen hoe hij aan die naam komt.
Judasoor
Ik vind het zo'n bijzondere soort, dat ik deze 2 toch even wil laten zien. Het is een en de zelfde zwam, maar van beide kanten gefotografeerd. Vooral deze waar het licht zo door schijnt, is toch prachtig om te zien. 
Zwarte kluifzwam
Nooit eerder had ik een kluifzwam gezien, maar dit jaar heb ik ze tijdens mijn bezoekjes aan meerdere natuurgebieden allebei gevonden. Over de Witte kluifzwam heb ik al geschreven in Herfst 2017.........deel 2.

Ook deze ZWARTE KLUIFZWAM (Helvella lacunosa) is een redelijk algemene paddenstoel, die je kunt vinden op open plekken in loof- en naaldbossen, houtopslagplaatsen en in wegbermen. Bij voorkeur op een zanderige, arme bodem tussen het gras. 
De soorten van het geslacht Helvella, waar ook o.a. de Witte kluifzwam en de Nonnekap bij horen, leven van de afbraak van dood plantaardig materiaal. De Nederlandse naam heeft vooral betrekking op de steel, die met wat fantasie, wel iets weg heeft van een hondenkluif. 
Zwarte kluifzwam
De hoed ziet er meestal uit als een "slordig opgevouwen doek", maar kan ook zadelvormig zijn, met scherpe kanten. Het oppervlak is glad en grijs tot zwartgrijs, roetgrijs of bruinzwart van kleur. Nooit echt diepzwart in elk geval. Hoewel hij misschien wat lijkt op de Nonnekapkluifzwam aantreft, is er een duidelijk verschil. Die heeft namelijk een witte steel. De Duitsers noemen hem daarom dan ook "Weißstielige Morchel". 
Zwarte kluifzwam
De holle steel heeft scherpe ribben en langgerekte ovale groeven. De soortnaam ” lacunosa” betekent "met gaten". Die steel is lichtgrijs tot grijsbruin, dus lichter van tint dan de hoed. De paddenstoel kan een hoogte van 12 cm bereiken, maar blijft meestal kleiner. Deze is ca. 7 cm. 

zaterdag 24 september 2016

Herfst 2016....... Paddenstoelentijd deel 1

De soorten die ik vandaag laat zien, zijn afgelopen dinsdag gemaakt op de Lozerheide (B).
Samen met de Belgische Slobkousjes van Natuurpunt ging ik daar weer eens op pad. Het viel allemaal wat tegen, want we vonden slechts 14 soorten.

Waarom dan toch zo vroeg al ??????  Het zal menigeen ontgaan zijn, maar de 4e zaterdag van september is uitgeroepen tot Europese “Dag van de Paddenstoel”. Doel is o.a. de belangstelling en kennis over paddenstoelen te vergroten en traditionele volksnamen van "peddekieës" te verzamelen en te bewaren. Op dit moment zijn er wereldwijd ongeveer 14.000 soorten beschreven en in Nederland zijn we de grens van de 5000 al gepasseerd. Er zijn er echter nog veel niet ontdekt en er komen elke maand dan ook zo’n 7 nieuw ontdekte soorten bij. De Commissie Nederlandse Namen (CNN) bedenkt daar een Nederlandse naam voor.

Penseelfranjezwam
In die commissie zitten, zo lijkt het, een paar echte poëten, want hoe bedenk je bijvoorbeeld: Oogstrelend piekhaarkelkje, Brandnetelvulkaantje, Gaspeldoornknapzakje, Buikig schoorsteentje, Genaveld sapbekertje en Eikenrotondezwammetje. Of wat dacht je van: Krentenpapspinragschijfje, Kamelemestspikkelschijfje en Elzekatjesmummiekelkje............Prachtig toch.

De foto hierboven is de penseelfranjezwam. Een soort, die wat weg heeft van koraalachtige takken met aan de uiteinden penseelvormige delen. Naarmate de paddenstoel ouder wordt, verkleurt hij naar purperbruin,maar de randen blijven wit. De soort komt voor in loof- en naaldbossen en op arme zandgrond. Ze hebben een mycelium dat vergroeid is met de fijne wortels van bomen en planten, terwijl een ander deel wijd vertakt door de bodem groeit. De met schimmelweefsel omgroeide worteltjes worden mycorrhiza’s genoemd. Bijzonder is dat deze schimmel de boom voedingsstoffen levert en bescherming biedt tegen ziekten. Ze staat te boek als vrij zeldzaam.
Wimperzwam - Scutinellinia spec.
Vanwege de oranjerode kleur is dit schotelvormig paddenstoeltje opvallend, maar op een bemoste boomstam kunnen de kleine vruchtlichamen gemakkelijk door mos worden overwoekerd en daarom over het hoofd worden gezien. Het viel niet mee er een geslaagde foto van te maken, want de  wimperzwam is een  paddenstoeltje, met slechts een diameter van 2 tot 12 mm. Een steel ontbreekt.
De haartjes zijn meestal bruin van kleur en kunnen een lengte van 1,3 mm bereiken !!!!!!!
Wimperzwam - Scutinellinia spec.
Het zwammetje verschijnt alleenstaand of in groepjes op rottend hout, halfverteerde boombast of een bodem waarin houtresten aanwezig zijn. Wimperzwammetjes hebben een voorkeur voor een vochtige tot natte omgeving. Onlangs heeft men ontdekt dat het wimperzwammetje bepaalde bacteriën nodig heeft om te kunnen groeien, en met die bacteriën een hechte symbiose aangaat. Het paddenstoeltje komt over bijna de gehele wereld voor.
Wimperzwam - Scutinellinia spec.

Aanvulling: Met Scutinellinia spec. wordt aangegeven dat de soort onbekend is.  Zo'n 40 jaar geleden waren 5 soorten bekend, maar inmiddels zijn bijna 30 soorten vastgesteld. Om 100% zeker te zijn moet dat daarom  altijd onder de microscoop onderzocht worden. Dat is hier dus niet onderzocht. Vandaar die naam.  Zelfs onder de microscoop schijnt het ingewikkeld te zijn  om vast te stellen om welke soort het precies gaat.  Gewone Wimperzwam is de naam van één van de soorten en in een artikel in Nature today (het boekje "het Geslacht Wimperzwam"  van Henk Huijser is helaas niet meer te bestellen) wordt dat allemaal uitgelegd.

Heksenboter
Voor deze citroengele “vla-klodders” had men vroeger geen verklaring. Het vreemde verschijnsel leidde tot prachtige volksverhalen: zo dacht men dat heksen en trollen 's nachts de koeien molken en na het karnen met de boter knoeiden. ("Troll butter" in het Engels en "Trollsmör" in het Zweeds). Heksenboter of runbloem is inderdaad een bijzonder iets; het is geen dier-, plant-, schimmel- of bacteriesoort, maar een slijmzwam.
Ik heb al eerder wat foto’s van deze bijzondere zwam laten zien. Kijk HIER maar eens.
Een slijmzwam is eigenlijk géén paddenstoel, maar bestaat uit wel een miljoen microscopisch kleine eencellige organismen die samensmelten en uitgroeien tot een kolonie (plasmodium). Door dat uitgroeien verplaatsen ze zich als het ware over de bosgrond en gaan op zoek naar micro-organismen.
Dat uitgroeien is op deze foto goed te zien.
Bruine bekerzwam
Hoewel de herfst nog jong is, zien we steeds meer paddenstoelen verschijnen. Zo trof ik deze kleine Bruine Bekerzwam aan op een vochtige, zandige bodem langs een beek. Hij was amper 3 cm. in doorsnee. Ik vond het mooi zoals het vroege zonlicht in en op de beker viel en hem als het ware doorschijnend maakte. Je ziet daardoor ook de nog aanwezige dauwdruppels en het lijkt alsof een spinnetje er een web in heeft gemaakt.
Bruine bekerzwam
Bekerzwammen horen tot de familie van de zakjeszwammen, een hele grote familie in schimmelland. Hoewel deze helemaal alleen stond, tref je bekerzwammen meestal in dichte groepen tussen blad- en naaldstrooisel aan, of op kale, zandige of lemige bodems.
Gezoneerde stekelzwam
De 2 soorten die je nu ziet, zijn (als ik het goed heb) de Gezoneerde stekelzwam en de tengere stekelzwam. Hoewel veel paddenstoelen nog steeds achteruit gaan, gaat het gelukkig beter met de stekelzwammen. Na jaren van achteruitgang is de Gezoneerde stekelzwam weer vaker te vinden in met eiken beplante schrale wegbermen, die niet veel van ingewaaide mest uit intensieve landbouwgebieden te lijden hebben gehad. Vooral onder Amerikaanse eiken doen ze het dan vaak goed, mogelijk omdat de grote bladeren van deze boomsoort makkelijk wegwaaien en daarmee ook niet aan voedselophoping in de plaatselijke bodem bijdragen. Wellicht verdwijnt de soort zelfs van de Rode Lijst.
Tengere stekelzwam
Stekelzwammen zijn een bijzondere groep van paddenstoelen. Net als “gewone" paddenstoelen, zoals vliegenzwam, hebben stekelzwammen een hoed op een steel. Onder die hoed zitten echter geen plaatjes of buisjes, maar talrijke korte stekels. Deze stekels zijn weliswaar puntig, maar niet hard, dus je zult jezelf er niet aan prikken als je een vinger onderop de hoed van een stekelzwam duwt.
In Nederland komen een stuk of 20 soorten stekelzwammen voor. Afhankelijk van de soort vind je ze bij loof- of naaldbomen. Meestal zijn het nogal plompe, grauwe paddenstoelen, die vrijwel nooit flitsend gekleurd zijn. Vaak vind je ze al vanaf begin augustus.
Berkenboleet
Alle buisjeszwammen met een hoed en een steel noemen we boleten. De boleten zijn een omvangrijke groep van stevige paddenstoelen. Boleten hebben aan de onderzijde van de hoed buisjes en een centrale, soms prachtige gekleurde steel.
Berkenboleet
De buisjes hebben dezelfde functie als de plaatjes bij de plaatjeszwammen en zorgen voor een zo groot mogelijk oppervlak om miljarden sporen te kunnen laten groeien. In Nederland komen 65 soorten boleten voor. Het mycelium (schimmeldraden) van de boleet en de haarwortels van een boom of plant, hebben een “win-win situatie” ; een samenwerking waar beide van profiteren. De schimmeldraden geven namelijk water en mineralen en krijgen suikers van de boom terug. Boleten vinden we dus altijd in de buurt van bomen en zijn vaak genoemd naar boom waar ze mee samenleven, zoals de kastanjeboleet, elzenboleet, gewone berkenboleet, eikenboleet, rosse populierboleet, haagbeukboleet.
Rosse populierboleet
Deze boleet onderscheidt zich door de rode hoed, de schubben op de steel die nooit zwart worden en zijn groeiplaats onder een espen(?)boom. De hoed, vier tot vijftien cm breed, is aanvankelijk bolrond, maar wordt later bijna plat. Hij is vlezig, fijnviltig, dof en oranje- tot bruinrood; bij oude exemplaren is hij fletser.
Rosse populierboleet
De hoed heeft aan de onderkant een soort overlap. De steel is zes tot twintig cm lang en vijftien tot vijftig mm dik. Het wittige oppervlak is bedekt met schubjes in dezelfde kleur. Deze kleuren later oranjebruin tot bruinrood. De buisjes zijn bijna niet te zien, wit of crème, en worden wijnkleurig bij kneuzing. In het onderste deel van de steel is het vlees blauwgroenig van kleur; bij veroudering wordt het overal zwart. Hij groeit van juni tot november onder espenbomen en soms onder de witte populier.
Gewone fopzwam
De gewone fopzwam komt voor in loof- en naaldbossen en op heidevelden. Bij vochtig weer is de hoed roodbruin met een gestreepte rand, als het (zoals nu nog het geval is) droog is, is deze geelachtig bruin. De hoed heeft een doorsnede van 2-4 cm en is gewelfd tot licht klokvormig. Soms is de hoed in het centrum verdiept. Het oppervlak is licht schubbig. De steel is 4-5 cm hoog en 5 mm dik. Deze is taai, roodachtig bruin en vaak gebogen.
Gewone fopzwam
De naam fopzwam geeft al aan dat deze soort moeilijk te herkennen is. Dat geldt zeker voor wat de kleur van de hoed betreft. Een beter kenmerk vormen de lamellen. De lamellen staan namelijk ver uit elkaar en zijn dik, rozeachtig tot vleeskleurig. Ze hebben een enigszins wasachtig uiterlijk.

Als je mijn andere blogs met paddestoelen nog eens wil bekijken, klik dan HIER op.
Tot slot nog een paar onbekende soorten. Mogelijk dat iemand een suggestie heeft. Ik vermoed dat het o.a. een schubbige bundelzwam en een franjezwam zijn.

schubbige bundelzwam ????
oude verdroogde franjezwam ????
Bleke franjehoed??????????

Blogarchief