Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label Icarusblauwtje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Icarusblauwtje. Alle posts tonen

maandag 27 augustus 2018

Vlinders in 2018

Het was me het jaartje wel. Helaas ben ik weinig toegekomen aan blogposts op "Weert en natuur", vanwege mijn boek over Altweerterheide. 't Bleek een hele klus te zijn om tot een mooi resultaat te komen.
Er zijn er inmiddels meer dan 250 van verkocht en het gaat richting 300 boeken...........

Het boek kan overigens nog steeds gekocht worden. Voor wie nog een boek wil kopen moet echter niet te lang meer wachten, want er is nog maar een beperkt aantal voorradig. Dit kan bij mij thuis opgehaald worden, bij de Primera op Moesel, de Benelux in Stramproy en bij Bruna op de Nieuwe markt in Weert. Voor wie wil kan het boek natuurlijk ook laten opsturen. A.s. woensdagavond 29 augustus kun je me ook vinden in zaal de Paol op de vertelavond van de wandelvierdaagse in Altweerterheide en komende zondag 2 september, ben ik met mijn boek aanwezig op de Landdag in Altweerterheide. Na dit alles ben ik nog altijd te benaderen via geervannesmeed@gmail.com of ontginningen@gmail.com.

Ik wil je in deze en ook in de volgende post wat vlinders laten zien die ik de afgelopen maanden heb waargenomen. Hoewel we er steeds minder zien, zijn ze door het prachtige weer nog steeds te bewonderen. Zo zag ik afgelopen week bijvoorbeeld nog enkele prachtige distelvlinders in mijn tuin.
Binnenkort ga ik al met de paddenstoelengroep op pad, dus voordat ik op de paddenstoelen overstap, nog maar even snel een aantal van die vrolijke fladderaars!

Distelvlinder
De in het hele land veel voorkomende Distelvlinder (Vanessa cardui) is een vrij grote oranje vlinder, die van de parelmoervlinders onderscheiden kan worden door de grote zwarte driehoekige vlek in de vleugelpunt van de voorvleugel. Ook heeft hij wel wat weg van de Atalanta en de Kleine vos. Al deze vlinders horen bij de Nymphalidae familie.

Distelvlinder
Trekkende distelvlinders worden over heel Europa waargenomen. Elk jaar trekken ze vanuit Afrika, de Canarische eilanden, Madeira en andere warme mediterrane gebieden richting het noorden, tot in Schotland, IJsland en Noord-Noorwegen toe. Ze wachten op gunstige windstromingen en laten zich dan met een gemiddelde snelheid van zo’n 45 kilometer meevoeren. Ze vliegen dan op een hoogte van meer dan 500 meter en worden tijdens hun trek dan ook zelden door mensen waargenomen. Hun jaarlijkse trek tot wel 15.000 kilometer begint voor veel vlinders al in tropisch West-Afrika en eindigt in sommige gevallen tot vlak onder de poolcirkel. De reis kan zodoende wel 3 weken duren.

Een invasie distelvlinders valt vaak samen met het binnenkomen van Sahara-zand. Ze worden in Nederland vanaf april waargenomen. Ze brengen hier in de zomer een nieuwe generatie voort en sterven dan. De grootste piek zien we in augustus en september. In oktober trekt het grootste gedeelte van de vlinders weer terug naar het zuiden. De rest sterft hier, want de vlinder kan de winter niet overleven.

Distelvlinder
De vlinders worden relatief vaak op nectarplanten gezien. Een veel gebruikte nectarplant is de distel maar ook op andere planten zoals de vlinderstruik en koninginnenkruid zijn ze geregeld te zien.
Al meteen als ze in Nederland aankomen, verdedigen de mannetjes van de namiddag tot de vroege avond een territorium, meestal een open zonnige plaats bij een lage vegetatie. De paring, die vaak in de namiddag plaatsvindt, wordt voorafgegaan door een baltsvlucht waarbij mannetje en vrouwtje snel om elkaar heen cirkelen.

Grote weerschijnvlinder
Tot voor kort was de Grote Weerschijnvlinder (Apatura iris) met zijn prachtig blauw oplichtende vleugels een zeldzame standvlinder. Rond de eeuwwisseling waren er nog maar tien of elf populaties in met name Twente, de Achterhoek, Noord-Brabant en Zuid-Limburg. Door een gewijzigd natuurbeleid breidt hij zich de laatste jaren gelukkig weer uit. Hij wordt op steeds meer plekken gezien en lijkt inmiddels uit de grootste gevarenzone.

De bovenkant van de vleugels van het mannetje vertonen bijzondere wisselende kleuren door iriseren; bij de juiste invalshoek van het zonlicht, verkleuren die namelijk van bruin naar een prachtige blauw glanzende gloed. Vooral op de laatste foto (die op mijn slof) zie je dat goed. Daarom heet hij dan ook Weerschijnvlinder. Deze vlinder zag ik op een zonnig, onlangs verhard pad bij de IJzerenman. Een gebied waar hij nog niet eerder was waargenomen.

Grote weerschijnvlinder
Ook met dichtgeklapte vleugels is hij prachtig, zoals je kunt zien. Op deze foto is goed de lange gele roltong te zien. Je moet echter geluk hebben ze te vinden, want ze leven normaal gesproken hoog in de bomen. Dat geldt zeker voor de vrouwtjes. Daar voeden ze zich met honingdauw en sap van bloedende bomen.

Grote weerschijnvlinder
De mannetjes tref je soms echter ook aan op vochtige paadjes en aan beekoevers. Ze zijn daar op zoek naar vochtige “substanties” om er mineralen en zouten uit op te zuigen. Liefst met een doordringende geur zoals bij kadavers en mest. Je kunt hem bijvoorbeeld ook lokken met oude kaas of camembert, rottend fruit en ander "lekkers" met een geurtje, zoals je zweetschoenen of zweetsokken. Dat vindt ie heerlijk! Ook aan mijn instappers zal hij ongetwijfeld wel wat geroken hebben.........................

Phegeavlinder
De wat onbeholpen rondfladderende Phegeavlinder (Amata phegea) komt in Nederland vrijwel alleen voor in Noord- en Midden-Limburg en in het aangrenzende zuidoosten van Noord-Brabant. In Vlaanderen is de verspreiding al net zo beperkt.
Als je het vlindertje goed bekijkt, snap je waarom hij ook wel melkdrupje wordt genoemd. Hoewel de uiteinden van zijn voelsprieten wel wit zijn, maar geen “knopje” vormen, weet je dat het een nachtvlinder is. Alleen dagvlinders hebben dus knopjes aan hun voelsprieten.
Omdat hij echter ook overdag actief is, wordt hij dagactieve nachtvlinder genoemd.

Phegeavlinder
Op het achterlijf loopt een opvallende oranje-gele band. Op het borststuk zit een vlek in dezelfde felle kleur.

Phegeavlinder
Hij mag dan op het eerste oog zwart lijken, als het licht er goed opvalt zul je zien dat ie blauw is. Dat kon je op de vorige foto's al zien, maar hier aan zijn achterkant is dat beter zichtbaar.
Hij houdt zich het liefste op langs bosranden, op open plekken in het bos en op zonnige bospaden. Natuurgebieden waar de overgang tussen bos en bloemrijk grasland, tussen bos en heide of zand geleidelijk verloopt zijn ook een ideaal leefgebied.

Koninginnenpage
Van de mooie Koninginnenpage (Papilio machaon) heb ik al eerder een foto geplaatst. Een prachtige soort, waarvan ik hier graag nog enkele exemplaren wil laten zien. Deze vlinder heeft een relatief grote spanwijdte (tot wel 75 millimeter) en is daarmee een van de grootste en mooiste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden.

Koninginnenpage
Hij kan momenteel door het gehele land worden gevonden, maar is in het zuiden algemener. Ik heb er dit jaar opvallend meer gezien dan voorgaande jaren. Heeft ongetwijfeld met het warme weer te maken, want het is een echte zonaanbidder. De vliegtijd is van maart tot en met oktober. De voorjaarsgeneratie heeft een lichtgele vleugelkleur, terwijl de zomergeneratie wat feller van kleur is.

Koninginnenpage
Het grootste deel van het lijf is zwart behaard, maar de weerszijden van de kop en ook de zijkanten van het borststuk zijn voorzien van een meer gele beharing.
De habitat bestaat met name uit bloemrijke graslanden, vooral velden met vlinderbloemigen zoals luzerne en (zoals op deze foto) klaversoorten. De rupsen daarentegen leven voornamelijk van schermbloemige planten.

Icarusblauwtje
De groep blauwtjes is genoemd naar de blauwe kleur op de bovenkant van de vleugels. Het zijn relatief kleine vlinders (spanwijdte maximaal 30 mm.), die we overal in Europa kunnen aantreffen.
Niet alle blauwtjes zijn overigens blauw; van de meeste soorten heeft het vrouwtje namelijk een bruine bovenkant en er is zelfs een bruin blauwtje….. Binnen deze groep is determinatie dan ook soms lastig, omdat met name die vrouwtjes erg op elkaar lijken. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de vrouwtjes van het Icarusblauwtje (Polyommatus icarus). De belangrijkste en gemakkelijkste kenmerken zijn te zien op de onderzijde, dus als de vlinder met de vleugels dicht zit zoals hier.

Icarusblauwtje
Dit nu  is echter nagenoeg zeker het mannetje, want dat is opvallend fel blauw van kleur.
De soort heeft een voorliefde voor bloemrijke graslanden en ruigtes. Hier zit hij op de bloem van de rolklaver, zijn waardplan, maar je vindt ze ook wel op kleine klaver en andere vlinderbloemigen. In augustus kunnen we weer een nieuwe generatie zien.

 
Dan komt nu de laatste vlinder in deze post. Een nachtvlinder. Ze zeggen wel eens "lest best", maar dat geldt zeker niet voor deze soort. Als je deze rupsen in je tuin aantreft, heb je namelijk een probleem. Dit is namelijk de rups van de Buxusmot (Cydalima perspectalis).
Tien jaar geleden nog onbekend, maar sinds de zomer van 2017 kunnen we niet meer om ze heen. Uit de laatste berichten die ik las, begreep ik dat hij inmiddels in het hele land te vinden is. Ook ik heb hem momenteel in de tuin. Helaas….. Ze laat gelukkig (nog?) andere planten ongemoeid.

Buxusmot
De Buxusmot komt van oorsprong voor in Oost-Azië, maar komt door ongewilde introductie nu ook als invasieve exoot voor in West-Europa. Men denkt dat de soort in 2005 in Europa is binnengekomen via verpakkingshout van natuursteen vanuit China naar Duitsland.

Rups en spinsel in de beginfase van verpopping
De mot zelf is niet schadelijk, het zijn de rupsen die de ene na de andere buxusstruik volledig "ontmantelen". Hoewel buxus bekend staat als een plant met een sterk vermogen tot herstel, zal hij het vaak niet overleven als je er niet op tijd bij bent. Het is dus belangrijk de mot te bestrijden en de plant niet opnieuw te laten opeten. Dit zul je van maart tot eind september in de gaten moeten houden, want tot zolang is deze mot actief.

Aantasting van de buxus is te herkennen aan aangevreten of aan elkaar gesponnen takjes en blaadjes, verdorde blaadjes, kale takjes en vooral door de aanwezigheid van spinsels. Zie je in dat spinsel ook nog eens rupsjes en uitwerpselen, dan is het zaak die zo snel mogelijk te verwijderen.

De jonge rupsjes zijn vuilgeel en krijgen bruine lengtestrepen. De volgroeide rupsen daarentegen zijn, zoals je ziet, felgroen met een zwarte kop en zijn zo’n 4 cm groot, ze hebben nu zwarte stippen en zwarte lengtestrepen. Controleren is dan nog niet zo gemakkelijk, want ze kruipen graag weg in de buxusplant en vallen dan niet goed op tussen de groene blaadjes.
cocon van de buxusmot
De rupsen verpoppen tot een lichtgroene pop met donkere strepen en vlekken. De pop zit in een dicht spinsel tussen de samen gesponnen bladeren. Ze verkleurt crèmekleurig bruin naarmate de adulte vorm zich binnenin de cocon ontwikkelt.

Bestrijdingsmiddelen zijn er wel, maar behalve dat ze duur zijn in aanschaf, doden bijvoorbeeld insecticiden ook andere nuttige beestjes. Gebruik dus zeker geen insecticiden. Je zult die bestrijdingsmiddelen overigens langere tijd moeten gebruiken, want zoals gezegd is de mot actief tot eind september. Eén keer bestrijden is dus niet afdoende.

Er is momenteel een milieuvriendelijke "buxuxmottenval" in de handel. Een zogenaamde feromoonval. De capsule bevat het vrouwelijk seksferomoon van de buxusmot, waardoor de mannetjes worden aangetrokken. Als je de feromoonval op tijd uithangt, d.w.z. voor de vluchten van de buxusmot begonnen zijn, kun je de mannetjes grotendeels wegvangen voor ze de aanwezige wijfjes bevrucht hebben. De wijfjes blijven dan onbevrucht achter en kunnen geen eitjes meer afleggen. Geen eitjes betekend ook geen rupsen. Hoewel deze val wel naar behoren werkt, is dat niet voldoende. Omdat er namelijk momenteel een overpopulatie aan buxusmotten aanwezig is, ruiken de mannelijke motten ook échte vrouwelijke motten en kunnen dus kiezen. Zo worden er dus nog steeds vrouwtjes bevrucht en blijf je schade ondervinden. Daarom adviseer ik daarnaast het (arbeidsintensieve) ouderwetse "handwerk".....

Het is normaal dat een soort die nieuw verschijnt schade toebrengt. Maar daar speelt de natuur altijd op in: er komen vanzelf natuurlijke vijanden die regulerend optreden. Kauwen, eksters en mezen krijgen in de gaten dat in de buxussen vaak een lopend buffet klaar staat en zo zal tzt. de dichtheid van de rupsen lager worden. Dan worden de buxussen ook niet zo heftig meer aangetast en gaan niet meer dood. Ook sluipwespen gaan daarbij waarschijnlijk een rol spelen. Zij gaan parasiteren op de rupsen en reguleren zo de aantallen. Daarom is het ook zo belangrijk dat je nooit met gif bestrijdt, want dan dood je deze sluipwespen ook en vererger je juist het probleem. Misschien nu een schrale troost, maar ga er maar van uit dat de schade die de mot veroorzaakt, in de loop van de tijd zal afnemen.

maandag 4 september 2017

Allemaal beestjes #9

Een nieuw rondje "allemaal beestjes". De negende al weer. Ook nu weer, net zoals de vorige post, van alles wat.

Bruine veldsprinkhaan

Sprinkhanen worden in 2 groepen verdeeld: veldsprinkhanen en sabelsprinkhanen. Veldsprinkhanen zijn de lawaaierige, vegetarische springwondertjes met tamelijke korte en dikke antennes.Sabelsprinkhanen, die zowel planten als insecten eten, hebben lange en heel dunne antennes.
Veel soorten veldsprinkhanen lijken op elkaar, vooral omdat een soort zo veel verschillende kleuren kan hebben, en zijn dan ook moeilijk uit elkaar te houden. De echte kenners herkennen ze ook niet aan het uiterlijk, maar aan het geluid. Zo hebben ze vaak ook hun naam gekregen. Ik denk bijvoorbeeld aan het Zoemertje,de Snortikker, de Krasser, de Ratelaar en het Locomotiefje.

dinsdag 15 september 2015

Enkele vlinders in augustus en september

Mijn trouwe bezoekers, zal het meteen opvallen dat een aantal vlinders in deze post al in "Allemaal beestjes #4"  hebben gestaan. Ik heb echter besloten die post in te korten, want hij was veel te groot geworden. Vandaar dat die post heb aangepast en je ze in deze post nog eens te zien krijgt.

De eerste drie 3 vlinders zijn zandoogjes. Zandoogjes zijn bruinige dagvlinders met oogvormige vlekken, meestal zowel op de bovenkant als op de onderkant van alle vleugels. Die ogen dienen om aanvallers bang te maken of de aandacht af te leiden. De bekendste zijn het bruin- bont- en oranje zandoogje, maar ook het koevinkje en hooibeestje horen bij deze groep.

Bont zandoogje
Het Bont Zandoogje is een algemeen voorkomende vlinder, die bij voorkeur gemengde bossen en naaldbossen als leefgebied heeft, maar hij is ook steeds meer in tuinen en wegbermen te vinden. In tegenstelling tot de meeste vlinders is het een schaduwminnaar. Het bont zandoogje heeft opvallende gele vlekken.

Bont zandoogje
De mannetjes zijn iets kleiner dan het vrouwtje, hebben rondere vleugeltippen en een vagere tekening. Ze zijn vrij fel tegenover soortgenoten en jagen andere mannetjes weg.
 Het vrouwtje legt haar eitjes op half in de schaduw staand gras. De (licht)groene rups leeft van gras, zoals straatgras, veldbeemdgras, pijpenstrootje en witbol.

Bruin zandoogje
Het bruin zandoogje is een algemene soort van veel verschillende soorten graslanden. Ze zijn meestal zeer actief en vallen daardoor op. Het mannetje heeft meestal helemaal bruine vleugels,soms met een ietwat oranjeachtige zweem, terwijl het vrouwtje een duidelijke oranje kleur op de voorvleugels heeft. De vrij duidelijke egale banden op de achtervleugel gaven bij mij de doorslag, want bij het oranje zandoogje is dat een mozaïek van verschillende bruintinten met hier en daar witte stipjes. Ook vliegt het bruin zandoogje duidelijk eerder dan het oranje zandoogje. De piek is begin juli al bereikt, terwijl die van het oranje zandoogje dan nog moet beginnen.

Oranje zandoogje
Bruine zandoogjes lijken veel op oranje zandoogjes en ze worden dan ook vaak verward. Een verschil is de witte stip op de voorvleugel. Bij het bruine zandoogje is dat meestal één, terwijl dat bij het oranje zandoogje bijna altijd twee is. Maar dat is geen constant kenmerk en dat zorgt daarom voor verwarring. Hier kun je echter duidelijk de, voor het oranje zandoogje, kenmerkende witte stippen op de achtervleugel zien.

Oranje zandoogje
In grote delen van Midden Nederland komt hij trouwens niet voor. Terwijl het bruin zandoogje in vrijwel het hele land talrijk en algemeen is, is het oranje zandoogje beperkt tot het zuiden, het noordoosten en de Waddeneilanden.

Icarusblauwtje (vrl)
Het zal niet bij iedereen bekend zijn dat er ook bruine blauwtjes zijn. Er zijn zo’n 16 soorten blauwtjes, waarvan de mannetjes overwegend blauw en de vrouwtjes altijd bruin kleuren. Terwijl het mannetje vooral met open geklapte vleugels opvallend blauw kleurt, probeert het vrouwtje zo onopvallend mogelijk door het leven te gaan en is ze overwegend bruin.

Toen ik dit vlindertje zag, dacht ik in eerste instantie dat ik het vrouwtje van het Gentiaanblauwtje zag. Zoals de naam al aan geeft, is de klokjesgentiaan de waardplant voor deze soort. De plant dus, waar deze vlinder haar eitjes op af zet. En laat ik nou net dit vlindertje zien bij de Waerbrookskoel, waar momenteel de klokjesgentiaan volop in bloei staat. Het Gentiaanblauwtje is een vrij zeldzame standvlinder, die lokaal voorkomt op de zandgronden in Zuid- en Noordoost-Nederland. Je vindt ze op natte heide, vochtige heischrale graslanden en blauwgraslanden. De Waerbrookskoel zou een prima omgeving voor deze soort kunnen zijn, maar is daar niet eerder waargenomen.  Zou het ????

Icarusblauwtje (vrl)
Toen ik de vlinder ook kon bekijken met dichtgeklapte vleugels, ging ik echter twijfelen. Zou het dan toch misschien een Icarusblauwtje of een Heideblauwtje zijn? Navraag bij iemand die kennis van zaken heeft wat betreft vlinders (Piet van N.), maakte aan alle twijfel een eind. Het is dus inderdaad (maar) een Icarusblauwtje. Vooral het puntje (zie blauwe pijl) schijnt een kenmerk te zijn.
Voor mij was dit weer een bevestiging hoe moeilijk het soms kan zijn de soort te benoemen. Gelukkig zijn er mensen waar ik op kan terugvallen. Bedankt Piet.

Dagpauwoog
Wil je nog vlinders of andere insecten fotograferen, dan geef ik je de tip om op zoek te gaan naar het koninginnekruid of leverkruid. Het is een soort die meer dan een meter hoog kan worden en die je nu overal bloeiend aantreft op vochtige plaatsen, zoals bijvoorbeeld in ruigtes, aan waterkanten, in moerassen, rietlanden en vochtige bossen. De roze bloemhoofdjes van vijf of zes buisbloemen produceren veel nectar en worden op een zonnige dag dan ook druk bezocht door vlinders en bijen.

Dagpauwoog
Zo zag ik onlangs op die plant onder andere deze prachtige dagpauwoog. Het is een van de bontst gekleurde en bekendste soorten vlinders in Europa en niet te verwarren met andere vlinders vanwege de grootte, de oranjerode vleugels en de karakteristieke oogvlek op de bovenzijde van iedere vleugel. Het is een van de soorten die als volwassen vlinder overwintert en 's winters dan ook kan worden aangetroffen in huizen of op andere goed beschutte plekjes.

Atalanta
Al vroeg op een zonnige ochtend zag ik deze atalanta, die zich op de stenen van onze garage aan het opwarmen was. De atalanta is gemakkelijk te herkennen: een zwarte vlinder met twee rode banen op zijn vleugels en bovenaan wat witte vlekken. De atalanta is dit jaar de meest getelde vlinder van Nederland. De zwart-bruin-oranje vlinder staat voor het eerst bovenaan de lijst; hij is 13.500 keer geteld en wordt op de voet gevolgd door de dagpauwoog (12.380) en op enige afstand door het klein en groot koolwitje (5.500 en 5.200).

Atalanta
De atalanta is een trekvlinder, die overwintert in Zuid Europa en zich hier voort plant. De eitjes worden afgezet op de grote brandnetel (waardplant) en de rupsen gebruiken de plant als voedsel. Dus..brandnetels in de tuin laten staan!! Ze leven van nectar, maar zijn ook gek op het sap van rottend fruit en boomsappen.
In Nederland komen twee generaties per jaar voor. In het najaar trekt een deel van de vlinders weer naar het zuiden.

donderdag 25 juni 2015

Allemaal beestjes#2

Vandaag weer een post waarin ik een aantal insecten laat zien, waar ik de afgelopen tijd een foto van heb kunnen maken. In tegenstelling tot veel andere bloggers, wil ik per post meer dan één soort tonen, zodat je slechts 1 of 2 foto's van elke soort te zien krijgt. Voorzien met de nodige informatie uiteraard.

Met deze 8 tot 12 millimeter grote ROZENKEVER of Johanneskever, die tot de familie der bladsprietkevers behoort, zal menigeen niet erg blij zijn als die in de tuin gevonden wordt.
Hoewel de kever wat aan de bloemknopjes knabbelt, veroorzaakt hij niet noemenswaardig veel schade. De larven daarentegen zijn gevreesde engerds. Of beter: engerlingen....
De meest bekende is de larve van de meikever, maar ook de larven van de mestkever, neushoornkever en deze rozenkever worden dus engerling genoemd. De larve vreet aan de wortels van planten, waaronder grassen, maar ook andere gewassen kunnen doodgaan ten gevolge van de schade die wordt toegebracht.

Het ORANJETIPJE is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Die van de witjes dus. Het vrouwtje heeft veel weg van het gewone koolwitje en valt niet op, maar het mannetje heeft een grote oranje vlek aan de vleugeltip van de voorvleugel, wat deze voorjaarsvlinder, die in april en mei vliegt, heel herkenbaar maakt.
Je kunt ze vooral vinden bij de zogenaamde waardplanten; de planten waarop het vrouwtje haar eitjes afzet. Sommige vlindersoorten zijn hierin zeer kieskeurig; het verdwijnen van één enkele plantensoort kan al betekenen, dat een vlindersoort mee ten onder gaat. De waardplant van het oranjetipje is de pinksterbloem, maar je vindt ze ook op andere kruisbloemigen zoals bijvoorbeeld look zonder look en de judaspenning. Dit mannetje zat trouwens te snoepen van de nectar van het fluitenkruid.

Het ICARUSBLAUWTJE is een veelvoorkomend dagvlindertje in Nederland en België. De eitjes worden tussen de bovenste bladeren op jonge nog niet bloeiende planten van o.a. de witte klaver en gewone rolklaver afgezet. Deze waardplanten vind je op graslanden, langs bosranden, wegbermen e.d.

Het is een vlindertje dat ik met dichtgeklapte vleugels mooier vind dan met open geklapte vleugels. Met open geklapte vleugels is dan wel goed zichtbaar dat ie een blauwtje is, maar met ingeklapte vleugels zie je de prachtige tekening. Daardoor is hij echter ook moeilijker te vinden.

Deze BOSMESTKEVER of voorjaarskever tref je vooral in april-juni aan op open zanderige gronden zoals heidevelden en verstuivingen, maar ook wel in bossen en langs bosranden.
Het is de bekendste soort mestkever in Nederland en België. Hij lijkt sterk op de gewone mestkever, maar verschilt ervan door de gladdere dekschilden van het achterlijf. Ook is het lichaam boller en hij blijft kleiner, ongeveer 20 millimeter. De kleur is zwart met een blauwe weerschijn. De poten zijn stevig en sterk behaard. Zowel de kever als de larve leven van de mest van planteneters (zoals konijnenkeutels, of droge mest van runderen of paarden). De eitjes worden ondergronds gelegd tussen een ingegraven voorraad mest die dient als voedsel voor de larve.

Op de vorige foto zie je dat de bosmestkever een stevig zwart schild heeft met een ietwat blauwe weerschijn. De kleur aan de onderkant is echter van een heel ander chapiter en menig autobezitter zou wel eens jaloers kunnen zijn op de prachtige metallic blauwe kleur die je dan te zien krijgt. Als hij op zijn rug ligt, is ook goed te zien hoe krachtig hij is gebouwd en hoe stevig de poten zijn; de "tank" onder de kevers. Maar als hij op de rug belandt, is het einde verhaal, want het rolrond lichaam maakt terug rollen nagenoeg onmogelijk. Zeker op een harde bodem, waar hij geen houvast heeft om zich om weer om te rollen, is hij een gemakkelijke prooi, of wordt met enig "gekrikkrak" door een fietser, voetganger of automobilist geplet. Je kunt proberen hem weer liefdevol op zijn pootjes terug te zetten, maar dat heeft zelden zin. Ze zijn gewoon aan het eind van hun latijn en tuimelen dus meestal meteen weer om......

Er is een mei-, een juni- en een julikever. Hoewel het nu juni is, is dit de KLEINE JULIKEVER. Er is ook nog een Echte Julikever. Die ziet er echter heel anders uit.
Dit drietal vond ik bij een graanveld. Er vlogen daar op dat moment veel van deze kevers rond. De reden zal wel duidelijk zijn als je dit trio ziet. De Kleine Julikever lijkt, vanwege de metaalachtig, glanzend groene kleur, wel iets op de rozenkever. Hij is echter op de bovenkant vrijwel onbehaard. Hij sluipt maar gedurende enkele weken uit en is dan eigenlijk alleen maar bezig met te zorgen voor het nageslacht.

Meteen na de paring kruipen de wijfjes in de grond en graven zich in tot een diepte van 10 tot 25 cm, om er hun eieren te leggen. Na een paar weken komen de schadelijke engerlingen uit de eitjes. Die doen er ruim 2 jaar over om volwassen te worden en zitten al die tijd onder de grond. Deze larven of engerlingen zijn, naast hun vreterij aan graswortels (ook graan is een grassoort), op de Midden-Limburgse zandgrond vooral bekend als beschadigers van asperges.

Wantsen zijn zeer talrijk in soorten. Dit is een VUURWANTS. Het is een opvallend insect; rood en met een "Afrikaans masker" op de rug. De kleur is bedoeld om vogels op afstand te houden, de vuurwants heeft namelijk een klier welke een stof afscheidt en ze oneetbaar maakt. En natuurlijk schrikt het "masker" ook af. Hun voornaamste bezigheid is het leegzuigen van de zaden van met name de linde.

net vervelde  onuitgekleurde nimf van de vuurwants
Wantsen voeden zich op verschillende manieren; van schimmels, van plantensappen of de sappen van zaden. Ook zijn er vruchteneters. Andere, waaronder roofwantsen, leven van dierlijk voedsel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld bladluizen, zitten wantsen nooit massaal op één plek. De vuurwants is een uitzondering op deze regel. Dan betreft het wel de nimfen, zeg maar de jonge vuurwantsen. Die klitten vaak in groepjes bij elkaar. De vuurwants zuigt ook niet alleen sappen op de toppen, maar altijd gespreid over een plant. Dat veroorzaakt, in tegenstelling tot wat vaker wordt beweerd, nauwelijks schade aan de plant.

De ZURINGWANTS heeft een bruin, vrij rond en plat, leerachtig achterlijf. Aan weerszijden van het halsschild zie je uitsteeksels die iets weg hebben van "schouders". De vierledige antennes zijn duidelijk zichtbaar vanwege de roodoranje kleur met een zwart uiteinde. Afgaande op de antennes is de wants op de foto een vrouwtje, want de mannelijke antennes zijn een stuk langer. Deze soort vind je vooral aan bosranden en op vochtige hooilanden met hier en daar dichtere begroeiing. Hun voedsel bestaat uit sap van planten, zoals uiteraard zuring, maar ook duizendknoop staat op hun menu.

Blogarchief